Nederland op zijn best.
Een hopperzuiger, door de firma J. en K. Smit's Scheepswerven te Kinderdijk voor rekening van de Argentijnsche regeering gebouwd, heeft onlangs in Argentinië proef gevaren en daarbij de gestelde voorwaarden met gemiddeld dertig t.h. overtroffen. Bij vakkundigen, zoowel in Nederland als in Argentinië, heeft dit vaartuig, dat geheel op eigen kracht den tocht over den oceaan maakte, groote belangstelling getrokken. ‘Niet alleen de bouwers, maar de heele Nederlandsche nijverheid mag er trotsch op zijn’, schrijft Ons Weekblad (van de Nederlanders te Buenos Aires).
Hetzelfde blad maakt melding van een zegepraal in het rijk der toonkunst, behaald door mej. Huska van Ketwich Verschuur, de dochter van den Nederlandschen gezant te Buenos Aires. De muziekbeoordeelaar van dat blad schrijft, dat zij als pianiste op een concert der Nederlandsche vereeniging van weldadigheid de drie voorwaarden van kunst, gelegen in opvatting, gevoel en begrip, ‘in overbluffend hooge mate’ vervulde.
Over muzikaal Nederland schreef de heer Herbert Antcliffe onlangs in de New York Herald Tribune. De heer Antcliffe, een muziekkenner van erkend gezag, noemde Nederland ‘een land van muziekliefhebbers en muziekbeoefenaren’ en gaf een overzicht van de ontwikkeling der toonkunst hier te lande. Hij besloot met de opmerking, dat Verhulst, Van Bree, Nicolaï, Richard Hol en zooveel anderen den weg voorbereidden voor het meest grootsche werk der Nederlandsche hedendaagsche muziek: Diepenbrocks groot koor- en orkestwerk Te Deum, waarvan gezegd is, dat het op zichzelf alleen den heelen arbeid der ‘Maatschappij van Toonkunst’ kan rechtvaardigen.
In l'Intransigeant (Parijs) stelt André Malève de rozenkweekers te Aalsmeer aan zijn landgenooten tot voorbeeld. De Nederlandsche roos betwist aan de Fransche haar plaats op de Europeesche markt. Tot in de laatste jaren zag men overal slechts Fransche rozen, thans overal Nederlandsche, tot in de markthallen van Parijs. Dat is te danken aan de Nederlandsche werkwijzen.
In Der Tag (Berlijn) vertelt dr. Evers (Mahlow) ‘wat wij van Nederland kunnen leeren’ t.w. in landbouw, tuinbouw en zuivelnijverheid.
Te Leipzig hield onlangs dr. Metz, secretaris der te Frankfort a/d. M. gevestigde Nederlandsche Kamer van Koophandel voor Duitschland, een voordracht over Nederland. Hij maakte vergelijkingen en schetste verschillen vooral op handelsgebied tusschen Nederlanders en Duitschers en had daarbij de gelegenheid, de diensten in het licht te stellen, die Nederland aan Duitschland na den wereldoorlog heeft bewezen, in het bijzonder door het krediet van twee honderd millioen gulden, dat aan Duitschland zeer ten goede is gekomen door het bedrag zelf op dat oogenblik, maar in de eerste plaats omdat het ‘voor het oog der wereld een bewijs van vertrouwen beteekende in de toekomst van het ter nederliggende Duitschland, gegeven door den degelijken, omzichtigen Nederlander.’