Ingezonden.
Beste Beentje voor! - De Roep van Den Haag.
Deze laatste maanden hebben wij, bij de Politieke Conferentie in Den Haag en een aantal Internationale Congressen kunnen toonen, dat wij in de kunst van inrichting van zulke ontvangsten kunnen meedoen met de besten. Ook al trekken wij van de gebruikelijke officieele lofredenen de noodzakelijke ‘officieele’ percenten af, er behoeft geen twijfel te bestaan aan de algemeenheid der gewekte gunstige indrukken bij hen, die ons te weinig kenden.
Wij hadden dan ook inderdaad ‘ons beste beentje voorgezet.’
Doch datzelfde moeten wij niet alleen doen bij zulke gelegenheden. Het moet onze stage volksleus blijven! Onder de geweldige mededinging, waartegen onze industrie, onze handel, onze havens en onze land- en tuinbouw te kampen hebben, kan niets ons helpen dan de uiterste zorg, om alleen met het allerbeste voor den dag te komen. Wetenschappelijke en technische volmaking bij de bereiding; bovenal: volkomen goede trouw, eerlijkheid en zorgvuldigheid bij het uitzoeken, sorteeren en leveren; alles wat maar ietwat minderwaardig is, terzijde leggen; volkomen volwichtigheid bij het afwegen; keurigheid en doeltreffendheid van verpakking, zijn de onverbiddelijke eischen, om onzen naam te verzekeren. Heel het Buitenland moet bij ervaring weten: ‘Wat uit Nederland komt volmaakt betrouwbaar en van de allereerste hoedanigheid.’
‘Beste Beentje voor!’
***
Op de Wereldconferentie voor Ontwikkeling van Volwassenen, eind Augustus te Cambridge gehouden, waar 38 volkeren vertegenwoordigd waren, heb ik van verschillende buitenlanders zeer vleiende woorden over ons land, en bizonderlijk over Den Haag, moeten hooren.
Een Amerikaansche oude heer, die daar 6 maal geweest was, zei me: ‘Als ik ooit uit Amerika gebannen mocht worden, kom ik stellig in Den Haag wonen’. Waarop ik natuurlijk niet nalaten kon, hem toe te voegen te hopen, dat hij zich dan niet als een balling zou voelen.
Een Duitsch Hoogleeraar uit Neurenberg, had zulk een levendige herinnering van de bekoorlijkheid van onze hofstad van vóór den oorlog, dat ik hem uitnoodigde op zijn terugreis een bezoek er aan te brengen en mij de gelegenheid te geven, hem ook het nieuwe Den Haag te toonen.
Ik meen te mogen zeggen, dat zijn goede indrukken van vroeger zeer versterkt zijn door zijn nieuw, zij het kort bezoek.
L. SIMONS.