Nederland.
Vergadering van Groep Nederland, gehouden te Amsterdam op 21 September 1929.
Behalve leden van het Groepsbestuur en Hoofdbestuur, benevens belangstellenden, waren tegenwoordig afgevaardigden van elf afdeelingen n.l. Amsterdam, Arnhem, 's-Gravenhage, 's-Gravenhage-Jongelieden, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Voorne-Putten en Wageningen.
De voorzitter spreekt in zijn openingsrede de hoop uit, dat deze vergadering de laatste zal zijn, gewijd aan het droge vraagstuk der Wetsherziening.
Na de goedkeuring der notulen worden tot bestuursleden gekozen de heeren Kol. K.E. Oudendijk (Den Haag, aftredend) en Dr. H.J.E. Endepols (Maastricht).
Tot leden der commissie tot nazien van het beheer werden gekozen W.J. Hoog (Haarlem) Jhr. W.C.H.N. van Nispen tot Sevenaer (Utrecht), en F. Reysenbach (Den Haag).
Het Bestuur deelt mede, dat tot afgevaardigden der Groep naar de Algemeene Verbondsvergadering op 5 October a.s. zijn aangewezen Prof. W. Nolet (Warmond), W. Julius Hoog (Haarlem), W.F. Gerdes Oosterbeek (Den Haag) en Jhr. Dr. W. Laman Trip (Wageningen).
Na eenige nadere toelichting wordt de begrooting aangenomen en vastgesteld tot een bedrag van f 3.880.70.
Ten aanzien van de voorgestelde statutenwijzigingen vereenigde de vergadering zich met de nieuwe omschrijving door het Hoofdbestuur gegeven op het punt van de door het Verbond te betrachten onzijdigheid op politiek en godsdienstig gebied, waardoor tegemoet was gekomen aan de voornaamste bezwaren, geuit op de vorige vergadering te Utrecht.
Ten aanzien van het voorstel der Groep over een andere verkiezing van het Dagelijksch Hoofdbestuur had dit laatste een tegenvoorstel gedaan, ten einde rekening te houden met de bezwaren in het Hoofdbestuur geuit door de vertegenwoordigers der overzeesche Groepen. Niettemin meende de vergadering, dat het voorstel van Groep Nederland de voorkeur verdiende en verleende haar afgevaardigden opdracht dit te bepleiten op de a.s. Verbondsvergadering.
Een uitvoerige bespreking ontspon zich naar aanleiding van de afwijzing door het Hoofdbestuur van het voorstel tot verlaging der wettelijke afdracht aan de hoofdkas. Het voorstel had de Groep gedaan met het oog op de noodzaak, om de werking der Groep te versterken. Thans maakt gebrek aan middelen een goede propaganda onmogelijk en dit staat krachtige uitbreiding van het ledental in den weg.
Op dit oogenblik draagt Groep Nederland vijf maal meer af, dan de acht overige Groepen en Zelfstandige Afdeelingen tezamen. Omgekeerd vreest daardoor het Hoofdbestuur, dat de steun in het buitenland er onder zal lijden. Niettemin was de vergadering overwegend van oordeel, dat er met kracht naar moet worden gestreefd, om het voorstel ingang te doen vinden, daar reeds sedert lange jaren onmogelijk bleek, met de bestaande middelen te doen, wat in de allereerste plaats noodig is, het Verbond bekend en bemind te maken in de eigen Groep.
Hierna deed de voorzitter mededeeling van het besluit van den heer F.J.M. Tonino (Haarlem), om af te treden als penningmeester. Door een misverstand is dit besluit niet tot uitdrukking gekomen in de dagorde. Oorzaak is de gebleken moeilijkheid om uit Haarlem beheer te voeren, terwijl de administratie in Den Haag is. De vergadering nam hiervan met leedwezen kennis en dank werd aan den aftredende gebracht voor het krachtige door hem gevoerde beheer. Staande de vergadering werd tot zijn tijdelijk opvolger gekozen de heer F. Reysenbach (Den Haag), totdat op de eerstvolgende vergadering verkiezing kan worden gehouden.
Een kort vóór de vergadering ingekomen voorstel van de Jongeliedenafdeeling Den Haag, werd ter verdere overweging verwezen naar een Commissie, bestaande uit de heeren Prof. W. Nolet (Warmond), Prof. Dr. Z.W. Sneller (Rotterdam) en J.W. van der Marck (Den Haag).
Bij de rondvraag vestigt de afgevaardigde der afdeeling Wageningen de aandacht der vergadering op de rede van den Rector-Magnificus der Leidsche Hoogeschool over het gebeurde te Brussel bij het graf van den onbekenden soldaat. Dit bleek niet algemeen bekend, daar menigeen de rede niet gelezen had, zoodat het wenschelijk ware geweest, dat de pers daarover zelfstandig bericht had. Niettemin verheugde de vergadering er zich over, dat uit die rede bleek, dat het feit, ten laste gelegd aan den Leidschen student, zich geheel anders zou hebben toegedragen, dan aanvankelijk was vermeld.
De afgevaardigde der Jongeliedenafdeeling deelde mede, dat een lid dier afdeeling, terugkeerend uit België, zekere moeilijkheden zou hebben ondervonden van de zijde der Nederlandsche grenswacht, oogenschijnlijk alleen, omdat hij een Vlaamsch Leeuwenspeldje droeg.
Het Bestuur verzocht hierover nadere schriftelijke inlichtingen, ten einde zich een juist oordeel te kunnen vormen.
De afgevaardigde der afdeeling 's-Hertogenbosch verzoekt den groepsdag aldaar te houden, waartoe onder algemeene instemming besloten wordt.
De afgevaardigde der afdeeling Utrecht wijst erop, dat blijkens de pers voor de eerste maal een internationale bijeenkomst en wel het oogheelkundig congres door den Nederlandschen Minister was geopend met een rede, beginnend in de Nederlandsche taal. Anderen wijzen erop, dat spoedig daarop dit ook gebeurd is op het Internationale Technische Radiocongres. Het wekte de algemeene voldoening, dat de eerbied voor 's lands taal bij de huidige Regeering, meer dan vroeger het geval schijnt geweest te zijn, tot uitdrukking komt.
De voorzitter sluit de vergadering onder het uitspreken van dank aan de Amsterdamsche Vrijwillige Burgerwacht voor de welwillende terbeschikkingstelling van haar vergaderzaal.
W.J.L. van Es.