Fransch Vlaanderen
Jammerlijke vervreemding.
Men staat vaak ontsteld over de vervreemding tusschen Nederland en Fransch Vlaanderen, volken van één oorsprong en, gedurende vele eeuwen, van één lot. In Nederland weet men nauwelijks, dat in het ‘departement du Nord’, zooals men het plichtmatig noemt, stamgenooten de hun ontglippende taal en zeden pogen vast te houden - een ware worsteling tegen de overmacht en bekoring van het Fransch. En in dat eenmaal Nederlandsche gewest verbeelden de meesten zich, dat daar, hoog in het Noorden, niets dan een klein landje van heel weinig beteekenis ligt, Duitsch van gezindheid en voor de roemrijke Romaansche beschaving een sta-in-den-weg. Wie hierheen overkomt, gelooft nauwelijks zijn oogen, die, aan dorpelijke grenzen gewend, wereldsteden ontwaren, een volk dat zichzelf wil zijn en blijven, en een beschaving, welke vele andere volken voorgaat.
Konden wij allen, die Nederlandsch voelen, opwekken tot versterking der banden met de stamgenooten daarginds, hoeveel zou gewonnen zijn! Hoe konden de bladen, die daar de Nederlandsche cultuur verspreiden, in hun dapper, moeilijk bestaan worden gesteund! Hoe kon Nederlandsche kunst er ter kennis worden gebracht, hoe Nederland voor die misleiden in zijn ware gedaante en beteekenis worden afgebeeld!
Enkele vèrziende mannen volvoeren thans dezen arbeid, die dikwijls een Sisyphuswerk gelijkt, vooraan onder hen de stichters en voortzetters van het ‘Vlaamsch Verbond in Frankrijk’, over welks zesden landdag wij in ons vorig nummer hebben bericht. Le Lion de Flandre, een van zijn beide bladen, drukt een paar van de Nederlandsche gedichten af, die in den jaarlijkschen prijskamp werden bekroond en hetzelfde blad bevatte onlangs een belangrijke bijdrage over de verspreiding der Vlaamsche taal in de wereld, waarin o.m. verwezen werd naar het prachtige werk van den heer G. Angoulvant, oudgouverneur-generaal der Fransche koloniën, welk werk de Ned. Handelmaatschappij onlangs met breed gebaar ten geschenke gaf aan al de in Augustus in Den Haag verzamelde dagbladschrijvers.
Onder die mannen noemen wij, met bijzondere onderscheiding, mr. dr. J.E. Vandendriessche, van wiens reeds kort vermelde rede op bovengenoemd congres over de Vlaamsche Beschaving hier nog iets aangehaald moge worden. ‘Hetgeen aan Vlaanderen zijn eigen karakter geeft - aldus spr. o.m. - is zijn beschaving, die in de dalen van de Lye en de Schelde weerstand bood aan zooveel machtige en volhardende buren.’ De ontwikkeling van die beschaving in den loop der eeuwen vlocht spr. om de stadhuizen en belfrieds, de kerken en kasteelen van het Noorden. Hij stond bij het verleden niet stil: die beschaving, zeide hij, werkt ook in onzen tijd door. Hij schetste de letterkundige herleving, waarvan Hendrik Conscience de voorlooper was en de geniale Guido Gezelle, de meester. ‘Heel een school van schrijvers volgt, wier naam sedert lang over onze grenzen heen klinkt: Rodenbach, Hugo Verriest, Prosper van Langendonck, Cyriel Buysse, Stijn Streuvels, Aug. Vermeylen, K. van de Woestijne, Cyriel Verschaeve, Herman Teirlinck, Felix Timmermans en zooveel anderen. Een zoo krachtige herleving is voor de Vlamingen van Frankrijk de beste aanmoediging. Maar de taak is ontzaglijk. Het volk van Fransch Vlaanderen is te lang verwaarloosd; het spreekt een onnauwkeurige taal, leest die nauwelijks, en, vooral, voelt niet genoeg zijn groote bestemming. Wij moeten onze pogingen voortzetten zonder ophouden. Wij zijn de schakel tusschen de Germaansche en de Latijnsche wereld; wij willen het ruilgebied zijn van deze beide beschavingen.’
‘Vlaamsche Cultuur en Fransche Beschaving’ was het opschrift van de rede van den heer André Mabille de Poncheville, directeur van de ‘Amitié de France et de Flandre’ - een betoog, dat het altijd de geschiedkundige roeping van Vlaanderen is geweest, aan Frankrijk nieuwe levenssappen toe te voeren en wel zoo sterk dat dit regionalisme, deze gewestelijke kracht erkend moet worden als vaderlandsliefde in den meest waren en uitgebreid en zin van het woord.
Hieraan reit zich een zeer opmerkelijke studie van den heer J.H.K. Verloogent, lid van een Vlaamschen studiekring in Frankrijk over gewestelijkheid in La Croix du Nord. Hij bespreekt het regionalisme als een beweging en een werking. Om zijn doel te bereiken, moet het trachten een geestesbeweging (mouvement d'opinion) teweeg te brengen. De Vlamingen moeten zich bewust worden van hun plicht, de overlevering van arbeid, orde, onafhankelijkheid en fierheid te bewaren, die de voorvaderen hun