Nieuwe Nederlandsche Bouwkunst.
Zooals op een brug een ondernemend fotograaf ineens een kiekje van je kan nemen - als je mooi en jong bent - zoo heeft de altijd wakkere Haagsche afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond de jonge en mooie Nederlandsche bouwkunst op de wandeling betrapt. Een ‘tentoonstelling van Nederlandsche bouwkunst’ - de naam is wat weidsch. Het was een verzameling zeer mooie lichtdrukken van binnen- en buitenhuizen, kantoor- en fabrieksgebouwen en een beetje versieringswerk van onze moderne beeldhouwers, wat goed gezien is, daar deze kunst tegenwoordig nauw met de bouwkunst samen gaat. Wilde men een goed en volledig beeld geven van de ontwikkeling der Nederlandsche bouwkunst in den laatsten tijd, dan zou daarvoor veel meer noodig zijn.
Nochtans waren wij met dit ‘kiekje’ zeer ingenomen. Voor een badplaats mocht een tentoonstelling als die in het Kurhaus niet te veel inspanning en studie vorderen. Er was niet zoo veel, dat het vermoeide en juist genoeg, om een levendigen en blijvenden indruk te geven van een kunst, waarin Nederland op dit oogenblik leiding geeft. Deze uitstalling in het rustige, met juist begrip ingerichte zaaltje, pakte den beschouwer; schudde hem wakker; de heer Jan Wils, die het zaaltje inrichtte, heeft in dit opzicht eer van zijn werk.
Men behoudt van deze tentoonstelling den indruk niet slechts van een hervorming maar van een omwenteling. Het is nauwelijks mogelijk op eenig terrein zoo volkomen met de overlevering af te rekenen, als hier is geschied. Een nieuwe geest stuwt deze kunst, die opkwam door onafhankelijkheid en durf en, naast zooveel andere uitingen van de laatste kwarteeuw, bewijst, dat er nieuwe levenssappen en krachten in den ouden stam werken.