Nationaal Jongeren verbond.
Heeft het Nederlandsche volk zijn vaderland lief?
Voelt het warm gezond nationaal?
Zelfs wij, Nederlanders in hart en nieren, wier werkkring bovendien medebrengt daaromtrent voortdurend indrukken te verzamelen, weten met het antwoord niet goed weg.
Zij, die achtereenvolgens de verantwoordelijkheid der regeering droegen, hebben - de eeuwen door - geworsteld met een heftigen tegenzin, in breede en invloedrijke kringen, om zich de noodige opofferingen te getroosten voor de verdediging der nationale belangen zoowel te land als ter zee. Dit kan een aanleiding zijn voor een ontkennend antwoord op de vraag, maar het Nederlandsche volk heeft een hevigen afkeer van tucht, hetgeen weer niet beteekent, dat het tuchtloos is, wèl dat het voor zich zelf wil zorgen, dat het wil meewerken aan orde in den staat uit zich zelf. Het militaire stelsel brengt echter mee: onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de gegeven bevelen. Zonder dat is het stelsel een onding. Maar juist dat bevalt den gemiddelden Nederlanders in 't geheel niet.
In den tijd der huurtroepen kwam het er slechts op aan het noodige geld beschikbaar te stellen om de troepen te betalen, maar ook daarop werd altijd sterk beknibbeld. Onze voorvaderen haalden de schatten uit Indië, leefden er vlot van, maar veel geld afstaan voor de landsverdediging werd niet als een dure nationale plicht gevoeld.
Zoo was 't vroeger en zoo is het eigenlijk nog. Vroeger èn nu laait de vaderlandsliefde op, sluit men zich aaneen, staakt men het eindelooze gekibbel over allerlei binnenlandsche geschillen, alleen dan wanneer gevaar dreigt voor verlies der onafhankelijkheid des lands. En dan - zoo was het vroeger en is het nog - wordt allerwegen geëischt, dat leger en vloot uitstekend in orde zijn en stelt men de verantwoordelijke besturen in gebreke, hoewel het zeer goed mogelijk is, dat deze het bijna onmogelijke hebben gedaan, om de landsverdediging in orde te brengen en te houden, maar gestuit zijn op den onwil van hen, wier medewerking onmisbaar was, en die nu het hardst schreeuwen.
***
De Nederlander toont een ziekelijke voorkeur voor het vreemde, voortspruitend - ten deele althans - uit de overtuiging, dat zijn vaderland tegen de omringende groote mogendheden niet is opgewassen, dat hij op velerlei gebied de mindere van den vreemdeling is.
Zelfvertrouwen en gevoel voor nationale waardigheid leeft wel in de harten, maar komt bij velen niet tot uiting. Men leeft te eenzelvig, hoe minder de wereld daarbuiten zich met ons bemoeit, hoe liever.
Zoo is 't in de Nederlandsche gezinnen en zoo is 't ook in den Nederlandschen Staat.
Waaraan anders is het toe te schrijven, dat de Stambeweging, zooals ons Verbond deze leidt, velen, die toch warm nationaal gezind zijn, koud laat, zelfs tot heftige afkeurende critiek prikkelt?
Een nu sedert jaren tegen het Verbond gekweekte vijandige stemming heeft ongetwijfeld ook in Nederland zelf voor het A.N.V. nadeelige gevolgen, die echter niet zoo belangrijk zijn, dat daaruit is te verklaren, dat een Verbond, waarbij alle Nederlanders moesten zijn aangesloten, die hun vaderland lief hebben, en in staat zijn tot een zij 't bescheiden geldelijke bijdrage, het nog altijd in Nederland niet verder heeft kunnen brengen dan een 6000 leden. In Suriname bijv. daarentegen zijn vrijwel allen bij het Verbond aangesloten, die daarvoor in aanmerking komen. Bij de buiten het Vaderland levenden dringt altijd diep het besef door, dat een sterke band tusschen de verspreide deelen van onzen stam noodzakelijk is in aller belang.
De geest van afsluiting en onverschilligheid voor de Stambelangen moet verdwijnen in het belang van Nederland zelf, de Nederlandsche gebieden in Oost en West en de andere stamgebieden.
De tijd van rustige rust van voor den wereldoorlog is voorbij, waarschijnlijk voor altijd. De zeer belangrijke uitbreiding van handel en nijverheid, zoowel in Nederland als in Oost- en West-Indië, de groote ontwikkeling van Ned.-Indië op elk ander gebied, waardoor de beteekenis van dit gebiedsdeel uit internationaal oogpunt zeer belangrijk is gestegen, en ten slotte de verplichtingen, die uit het lidmaatschap van den Volkenbond voortvloeien, dat alles vestigt veel meer dan vroeger de aandacht op Nederland en dwingt ter anderer zijde Nederland om nauwkeurig te volgen, wat in de buitenlandsche politiek voorvalt voorzoover het land daarin betrokken is of kan worden, en stelt ten opzichte zijner nationale gedragingen eischen, die in overeenstemming zijn met de tegenwoordige beteekenis van het Rijk in zijn verspreide gebiedsdeelen.
Het stemt tot dankbaarheid, dat geleidelijk het aantal van hen, die tegenover de vroeger vrij algemeene lauwheid en kleinmoedigheid hebben stelling genomen, belangrijk is gestegen.
De eerste stoot werd gegeven door den vrijheidsoorlog der Zuidafrikaansche Republieken, die sterk op het nationaal gevoel inwerkte. Vervolgens was het de wereldoorlog, die een groote ontgoocheling bracht en het bewustzijn van eenheid en gemeenschappelijke plichten aanwakkerde, niet het minst door de na en door den oorlog blijkende verscherping der nationale gevoelens bij de aan dezen oorlog deelgenomen hebbende volken.
Dat in scheepvaart, handel en nijverheid een durf en ondernemingsgeest werden ontwikkeld, die gepaard