De Koto Misie.
Het is niet gemakkelijk, om uit Suriname ‘souvenirs’ mee te brengen. Afgezien van Indiaansche aardewerk-voorwerpen, die grootendeels ook al niet meer oorspronkelijk zijn, zelfs treffende familiegelijkenis met kammetjes en aschbakjes uit den Bijenkorf vertoonen, afgezien van dwergpijltjes en bogen, waarmee een Indiaan langs de deur leurt, is er voor een reiziger en een stadsbewoner niet veel te krijgen, dat nu eens echt Surinaamsch is. Misschien, dat het lukt een Indiaansche kaaimansbank te krijgen (een bank, die den vorm van een kaaiman nabootst) of een Boschnegerkam, heel handig uit een stuk hout gesneden. Maar dat is dan ook alles, wat men hier betrekkelijk gemakkelijk kan krijgen.
Er is nog wel het een en ander mee te brengen, bijv. Britschindische pulletjes of balatapoppetjes, door bannelingen gemaakt, maar eigen Surinaamsche voortbrengselen, geschikt voor een geschenk, zijn maar heel weinig te vinden.
Ten einde raad, men heeft immers beloofd, iets moois mee te brengen, begeeft men zich naar ‘Huisvlijt’, en zoekt daar iets, dat Surinaamsch kan heeten. Al naar het reisbudget toelaat, zal de keuze zich dan bepalen tot: Een pop, gekleed als koto misie; een schrijfmap, met een koto misie erop; een kussen met een koto misie of, heel bescheiden, wat boekenleggers, met koto misies.
De koto misie heet Suriname te verpersoonlijken.
De koto misie is datgene, dat het meest bekend is uit Suriname, behalve dan de gele koorts en de jaarlijks wederkeerende subsidie.
Het mag dan ook wel indrukwekkend zijn voor een vreemdeling, als hij een optocht van koto misies
Cliché uit ‘Nederlandsch Guyana door G.J. Staal, oud-gouverneur van Suriname’.
tegen komt, die een bruiloft gaan voorbereiden. Het kraken van de stijve rokken, die tot bijna onder de schouders gaan, en die van onderen, wat hun omvang betreft op een ruime theemuts lijken, om bovenaan nog eens als zwemgordel te bolderen; het wippende witte jasje, de hoofddoek, stijfgestreken en gekarteld als een roomtaart; en dit alles in de schelste kleuren met ruiten van een tien centimeter, of bloedroode harten en oranje ankers en blauwe bloemen, wippend in een rhythmischen kadans, dit alles bij elkaar is indrukwekkend van overdaad aan vreugde en levenslust.
Verbijsterend is de koto misie in haar toorn. Overstelpender nog dan de klaterende kleuren van haar gewaad zijn de verwenschingen, betoogen, verzekeringen, verhalen, uitroepen en geluiden, die een koto misie in toorn laat hooren. Met gebalde vuisten staat zij te zwaaien, zij staart de tegenpartij met doordringende oogen aan, om dan met een wijd en grootsch gebaar alle lasterpraat, kleineering en verwijten van zich af te schuiven. Hoog opgericht en met verachtelijk lippenspel verlaat zij het slagveld, haar tegenstander den rug toekeerend met een gebaar van: Jij bent lucht voor mij, niets anders dan lucht! Op den hoek van de straat blijft zij stil staan. Uitvoerig keert zij zich om, om op een honderd meter afstand de ‘lucht’ een verwensching toe te schreeuwen.
Het is echter heel goed mogelijk, dat zij op den volgenden Zondag heel eendrachtelijk bij elkaar zijn, of op een verjaarsbezoek samen ‘Hiep hiep hoera!’ juichen.
Dat is de koto misie, zooals de vreemdeling haar ziet.