een beginvoorstel kwam met het doel den Vlamingen, op een of ander gebied, werkelijk voldoening en rechtsherstel te verkenen.
Het beginsel der vernederlandsching van de te Gent bestaande Rijksuniversiteit wordt nauwelijks nog betwist, al zal natuurlijk van anti-Vlaamsche zijde al het mogelijke gedaan worden, om het in zijn toepassing, te saboteeren en door middel van allerlei uitzonderings- en zoogenaamde overgangsbepalingen praktisch te ontzenuwen. Doch houden de Vlamingen op dit punt voet bij stuk, dan behalen zij een overwinning, waarvan de geestelijke ontwikkeling der Vlaamsche bevolking vrij spoedig reeds de gelukkige gevolgen zal ondervinden. Ook het middelbaar onderwijs, de hoogere vakscholen en tal van andere onderwijsinstellingen moeten worden vernederlandscht, willen zij geheel aan hun doel beantwoorden en het Vlaamsche volk op een hooger geestelijk vlak brengen, een uitslag die trouwens ten slotte den heelen Nederlandschen stam ten goede moet komen.
Onderwijs, gerecht, leger en openbare besturen, het zijn vier groote lichamen, die de Vlamingen in het Vlaamsche land moeten terugwinnen, willen zij zich werkelijk als volk verder regelmatig kunnen ontwikkelen. Ook in Midden-Afrika, waar het Belgische koninkrijk een gewest bestuurt, tachtig maal zoo groot als het moederland, en grenzend aan het overwegend Dietsche Zuid-Afrika, dient het stambewuste Vlaanderen zich te laten gelden. Beschamend is het, zooals A.B. van der Weerelt in zijn onlangs bij Vermant, te Kortrijk, verschenen zeer lezenswaardig boek ‘Een Vlaming op reis door Kongo’, vaststelde, dat, hoewel de Belgische Kongokolonie grootendeels door Vlamingen wordt gekoloniseerd, de druk der Fransch-Belgische administratie er zoo sterk is, dat de Vlamingen tegen zich zelf in het strijdperk worden gesteld en verplicht worden hun diepste zijn te verloochenen, willen ze niet tegengewerkt en geknakt worden. Het is dus van het hoogste belang voor de toekomst en de beteekenis van onze taal in de wereld, dat de Vlamingen zich, ook op koloniaal gebied, als Vlamingen, d.i. als leden van den Dietschen stam laten gelden. Kunnen zij er in slagen een Vlaamsche koloniale hoogeschool te verkrijgen (de huidig bestaande instelling van dien aard, te Antwerpen, is geheel Fransch en werkt dan ook als een waar verfranschingswerktuig èn op de blanken èn op de inlandsche bevolking in den Belgischen Kongo) en wordt de elf jaar geleden, op het slagveld aan den IJzer en kort daarop, in de Troonrede, plechtig toegezegde ‘gelijkheid in rechte en in feite’ aldaar eveneens werkelijkheid, dan kan een volgend geslacht het nog beleven, dat in het grootste deel van Afrika, van de Kaap de Goede Hoop tot benoorden den Evenaar, onze taal wordt verstaan en gesproken, zooals nu reeds in Oost- en West-Indië het geval is. Ook om deze reden reikt de beteekenis van wat in de eerstkomende maanden in Vlaanderen gaat gebeuren,
verder dan de grenzen van het Vlaamsche land en van ons taalgebied in Europa en zal, indien de Vlamingen in voldoende mate winst halen, het aanzien van de Nederlandsche taal en kultuur over den heelen aardbol er eveneens in dezelfde mate versterking bij vinden.
Brussel, Augustus, 1929.
M.J. LIESENBORGHS.