Den Haag ontvangt.
In de afgeloopen maand heeft de rechtgeaarde Nederlander zich in zijn element gevoeld. Zijn eigen taal hoorde hij bijna niet meer in hofstad en hoofdstad en naar hartelust kon hij zijn bedrevenheid in andere talen tentoonspreiden of wel ‘zich oefenen’. Het wemelde overal van vreemdelingen. Inplaats dat, gelijk in vroeger eeuwen, de Nederlanders naar alle windstreken uitgingen, kwamen de windstreken nu tot ons. Er werd een voorkomendheid, een hartelijkheid bewezen, als wij nooit aan landgenooten verspillen. ‘Gij schijnt beminnelijker voor den vreemdeling dan voor uzelf’, hoorden wij een van hen zeggen, die hier reeds eenigen tijd wonen en een ander liet daar, een beetje scherp, op volgen: ‘Dat komt doordat gij hem niet zoo goed kent.’
Is er niet nog een andere reden? Is het niet, omdat wij het goede eer zien dan de gebreken? Dank zij deze eigenschap hebben de Nederlanders, de eeuwen door, het goede van het buitenland overgenomen en zijn fouten bijna onbewust vermeden. Dat heeft ons land tot een geestelijke internationale jaarbeurs gemaakt.
Een geestelijk wereldmiddelpunt was het in Augustus opnieuw. Zooals in 1899 en 1907 bij de Haagsche Vredesconferentie(s) en zooals bij zoo talrijke gelegenheden, wanneer hier wereldcongressen bijeenkomen. Ditmaal was Nederlands taak, gelijk minister Beelaerts van Blokland in zijn openingsrede op 6 Augustus zeide, bescheiden; het was ter conferentie zelf niet vertegenwoordigd, was alleen gastheer. Het kwam er alleen op aan, deze eenvoudige taak zoo goed mogelijk te vervullen. De Nederlandsche regeering is daarin met een breed gebaar voorgegaan; andere overheidslichamen, in het bijzonder de Post, zijn met een bewonderenswaardige voortvarendheid gevolgd en particulieren, vóór allen de Nederlandsche Journalistenkring, hebben getoond, dat in snel en doeltreffend arbeiden ons land voor geen ander behoeft onder te doen. In zeer korten tijd werd alles geregeld en, naar veler getuigenis, zeer goed geregeld. De vertegenwoordigers der pers werden in staat gesteld, zoowel door mooi verzorgde geschriften als door feesten en uitstapjes, het land te leeren kennen en juister te beschrijven dan het doorgaans gekenschetst wordt.
Over het ‘dorp der dorpen’ waren allen verrukt en vergelijkingen werden gemaakt met andere plaatsen, waar wel wereldconferenties samen komen, welke de bescheidenheid verbiedt, hier weer te geven. De slotsom van een en ander luidde: Den Haag is een volmaakte gastvrouw.
Het is goed, dat Nederland nu, gelijk ter Olympiade, hoffelijkheid en gastvrijheid blijkt geleerd te hebben, want opnieuw waren evenals toen de oogen der wereld op ons gericht en de vaardigste vulpennen in beweging.
1) Wie een standaardwerk over de Vredesconferenties wil bezitten, bestelle aan ons hoofdkantoor, Laan 34, het werk: In 't zicht der 3de Vredesconferentie door Jhr. Mr. Dr. B. de Jong van Beek en Donk, uitgegeven op aanzoek van het Alg. Ned. Verbond. De prijs is f 3.50, maar voor leden van het A.N.V. stellen wij een beperkt aantal tegen f 1.- beschikbaar.
Red.