Oost-Indië.
De Nederlandsche leergangen van het A.N.V. in beheer bij de Hoofdcommissie. 1928.
Het jaarverslag der Hoofdcommissie bevat de volgende gegevens:
De Voorzitter P.J. Gerke vertrok in het verslagjaar met buitenlandsch verlof, met de bedoeling na ommekomst daarvan zijn functie weder op te vatten.
De leergang te Madjawarna, het bekende zendingscentrum, moest wegens gebrek aan deelneming worden opgeheven.
Nieuwe cursussen werden niet opgericht, maar er werden wel pogingen gedaan, o.a. te Tjiamis, Cheribon, Pandeglang en Soekaboemi, omdat bericht ontvangen was dat de drang naar Westersch onderwijs op deze plaatsen vrij sterk was. In zake de oprichting van nieuwe leergangen neemt de Hoofdcommissie het volgende standpunt in: Op hoofdplaatsen en handelsen nijverheidscentra moet het cursus-leven worden opgewekt, de reeds bestaande leergangen moeten zoo krachtig mogelijk gesteund, terwijl nieuwe moeten worden opgericht, indien daarom wordt verzocht. Daarentegen moeten verzoeken om oprichting van leergangen op binnenplaatsen met weinig vertier worden afgewezen, daar de praktijk heeft aangetoond, dat zulke leergangen geen levensvatbaarheid bezitten, en dus na een kort en kwijnend bestaan moeten worden gesloten. Dat de Hoofdcommissie voor moeilijkheden staat waar men in Nederland niet aan denkt, leert de poging tot oprichting van een leergang te Pandeglang, gelegen in een gedeelte van Bantam, waar de Hoofdcommissie een leergang zeer gewenscht acht. De inspecteur van het lager onderwijs sprak echter als zijn oordeel uit dat de te Pandeglang gevestigde leerkrachten nog geen voldoende ervaring hadden om naast hun eigen taak nog een avondleergang te leiden.
Leergangen zijn gevestigd in de volgende plaatsen: Batavia (2), Buitenzorg, Bandoeng, Semarang, Solo, Salatiga, Poerwokerto, Soerabaja, Koetaradja (Atjeh),