Nederland.
Vergadering van Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbondgehouden te Utrecht op 1 Juni 1929.
Voorzitter: de heer J.N. Pattist.
Vertegenwoordigd waren 13 Afdeelingen: Amsterdam; Amersfoort; Arnhem; Den Haag; Den Haag-Jongelieden; Dordrecht; Haarlem; Rotterdam; Schiedam; Utrecht; Voorne-Putten; Wageningen; West-Zeeuwsch Vlaanderen.
Behalve belangstellende leden waren nog tegenwoordig verschillende leden van het Hoofdbestuur.
Tot ondervoorzitter werd gekozen Prof. Dr. Z.W. Sneller te Rotterdam, tot lid van het Groepsbestuur, de heer J.E. Gerzon, Amsterdam, idem Hoofdbestuur Mr. W.J.L. van Es, Wassenaar.
De voorzitter bracht eerbiedig hulde aan de nagedachtenis van Mr. K.M. Phaff, die lange jaren lid was van het Groepsbestuur en later afgevaardigde der Groep in het Hoofdbestuur.
Deze vergadering was voornamelijk belegd ter bespreking van wijzigingen der Verbondswet, betrekking hebbend op 1) verduidelijking van het doel; 2) het verschaffen van grooter macht aan het Hoofdbestuur, om de naleving der Verbondswet te verzekeren; deze wijzigingen had het Hoofdbestuur voorgesteld; daarnaast waren twee voorstellen door het Groepsbestuur namens de Groep gedaan; 3) een andere samenstelling van het Hoofdbestuur teneinde het Dagelijksch Hoofdbestuur te doen kiezen buiten de afgevaardigden der Groepen; 4) tot verlaging der verplichte afdracht van de Groepen en Zelfstandige Afdeelingen aan de Hoofdbestuurskas.
Het Groepsbestuur had in zijn praeadvies aangeraden de voorstellen van het Hoofdbestuur te aanvaarden, behoudens een tekstwijziging ten aanzien van punt 2, doch de voorstellen los te maken van de toelichting van het Hoofdbestuur, daar deze met den tekst der voorstellen in strijd was en daardoor verwarring kon stichten, in het bijzonder ten aanzien van het eerste punt. Bij de bespreking verdedigde de Algemeene Voorzitter namens het Hoofdbestuur de meening, dat tusschen toelichting en tekst der wijziging geen verschil was. Uit de daarop volgende besprekingen bleek niet duidelijk, hoe de toelichting tot stand was gekomen. Eenige afgevaardigden der Groep in het Hoofdbestuur verklaarden, dat de uitleg, door den Algemeenen Voorzitter gegeven, niet overeenstemde met de bedoeling van den tekst, zooals deze na een amendement in de Hoofdbestuursvergadering was aangenomen.
Onder deze omstandigheden werd het eerste voorstel verworpen met 14 tegen 10 stemmen.
Het tweede voorstel tot verleening van grooter macht aan het Hoofdbestuur om de naleving der Verbondswet te verzekeren werd aangenomen met 15 tegen 9 stemmen, nadat de Algemeene Voorzitter namens het Hoofdbestuur het amendement van het Groepsbestuur gewijzigd had overgenomen.
Op het voorstel der Groep tot veranderde samenstelling van het Hoofdbestuur en andere wijze van verkiezing van het Dagelijksch Hoofdbestuur, verklaarde de Algemeene Voorzitter mede namens de andere leden van het Dagelijksch Bestuur, dat zij er prijs op stelden als afgevaardigden eener Groep gekozen te worden. Na de nadere verklaring namens het Groepsbestuur, dat de wijziging geen persoonlijke bedoelingen had, maar het beginsel betrof, dat de dagelijksche leiding van het Verbond behoorde te liggen bij personen, die niet onderworpen waren aan wisselende stemmingen in de Groep en anderzijds de Groep volkomen vrij moest kunnen zijn om in de verkiezing harer afgevaardigden vrijelijk tot uitdrukking te doen komen de stroomingen in de Groep zelve, werd het met algemeene stemmen aangenomen, gewijzigd volgens een