Prof. M.C. Botha, hoofd van het Onderwijsdepartement.
Dr. W. Viljoen legt in October wegens het bereiken van de leeftijdgrens zijn ambt van Superintendentgeneraal van Onderwijs neer, tot leedwezen van velen, die nog getracht hebben, hem te behouden voor het onderwijs, dat aan hem zoo groote verplichtingen heeft. In Nederland kent men hem goed, al was het slechts als vertegenwoordiger in 1903 van den Z.A. Taalbond, toen dr. Viljoen te Leiden de besprekingen voor taaivereenvoudiging kwam bijwonen. Het vereenvoudigde Nederlandsch is daarna in Zuid-Afrika algemeen in gebruik genomen.
Dr. Viljoens mantel valt op prof. M.C. Botha, ook in Nederland welbekend en wij, zijn stamgenooten, mogen hooge verwachtingen koesteren van zijn optreden. Bij zijn bezoek h.t.l. in 1926 verklaarde hij o.m.:
‘Wij Afrikaners wenschen het Nederlandsch te behouden omdat de woordenschat van het Nederlandsch voor ons een bron is, waaruit wij noodzakelijk moeten putten, willen wij geheel van den Engelschen invloed loskomen; omdat wij naast den invloed der Engelsche beschaving en literatuur, de Nederlandsche beschaving en literatuur als tegenwicht wenschen te stellen; omdat wij onze stamverwantschap wenschen te behouden.’
Daarmede heeft prof. Botha zich geschaard aan de zijde dergenen, die overtuigd zijn, dat het Afrikaansch, sedert het naast Engelsch volkstaal is geworden, niet anders dan winnen kan door een nauwe aansluiting bij de stamtaal: het Nederlandsch.