Ingezonden.
De Verbondsstatuten herziening - Wend het stuur om naar de waarachtigheid! - Hoe de eerste artikelen zouden moeten luiden.
Aan de Redactie van ‘Neerlandia’.
Het oog, waarmee ik de voorgestelde Statutenwijzigingen bekeken heb, is - waarom het te loochenen? - een geheel ander, dan dat waarmee ik het 20 jaar geleden zou gedaan hebben.
Toen toch had ik nog illusies omtrent hetgeen het Verbond zou kunnen bereiken tot verhooging van de ‘geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht van de volken enz.’ Nu besef ik te duidelijk, dat krachtuitstrooming slechts kan uitgaan van geconcentreerde eigen innerlijke kracht, en dat die in ons Verbond niet te vinden is.
Ik beoordeel de oorzaken niet. Ik stel slechts vast.
In de tweede plaats:
‘Verhooging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht’ is niet te scheiden van het politiek bestel, waaronder de onderscheidene deelen van den Dietschen Stam leven.
Laten wij ons daarvan eens even nuchter en zakelijk rekenschap geven, in verband met de jongste gebeurtenissen en den strijd in Vlaanderen. De Vlaamsche Nationalisten betoogen, dat verhooging van de ‘geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht’ van het Vlaamsche volk onbereikbaar is in den Eenheidsstaat België. En al mogen de z.g. minimalisten dat bestrijden, niemand kan ontkennen, dat de strijd van het Vlaamsche Nationalisme, onder de leus: ‘Vlaanderen aan de Vlamingen’ gericht is op de verhooging van de in Bondsartikel 2 genoemde krachten.
Neem het geval Borms: Diens martelaarschap voor Vlaanderen heeft de ‘geestelijke en zedelijke’ weerstandskracht van het Vlaamsche volk in tien jaar tijds gestevigd op een wijze, als 35 jaren Verbondsarbeid het niet zou hebben kunnen doen.
Wie dus in ons Verbond zich warm maakt voor de zaak van het Vlaamsche nationalisme en wie Borms is komen huldigen, heeft het recht zich te beroepen op artikel 2 van de bestaande en te herziene wet van ons Verbond. Dat dit tevens kwesties zijn van politieken aard, verandert daaraan niets. Als de wet van ons Verbond gewijzigd zou worden gelijk het Hoofdbestuur voorstelt, en het zou, op grond van het nieuwe artikel 3, een Afdeelingsbestuur (of afdeelingsvergadering) willen beletten zich warm voorstander te verklaren van het Vlaamsch nationalisme en Borms, dan zou het antwoord zijn: Uw beroep gaat niet op: wat wij doen, is eenvoudig uitvoeren, wat volgens artikel 2 hoofddoel is van het Verbond. En al ben ik geen jurist, ik maak me sterk, dat indien een Verbondsafdeeling tegen een Hoofdbestuursverbod in verzet kwam, de Rechter zou moeten uitmaken, dat het Afdeelingsbestuur gelijk heeft en hier zeker geen ‘zuiver staatkundig’ vraagstuk, als bedoeld in art. 3, was aangesneden.
Waarom, heb ik mijzelf afgevraagd, dan ook maar niet eerlijk en oprecht uit de Verbondswet geschrapt, wat het Verbond toch niet de innertlijke kracht heeft te bereiken en het rustig kan overlaten aan den Dietschen Bond.
En waarom niet eenvoudig verklaard:
Het Verbond beoogt:
1. | versterking van het Stambewustzijn en saamhoorigheidsgevoel in en tusschen de leden van den Nederlandschen of Dietschen Stam; |
2. | Versterking en uitbreiding van de geestelijke goederen, die den Nederlandschen stam gemeen zijn. |
Deze omschrijving klopt met hetgeen het Hoofdbestuur werkelijk nastreeft en bereiken kan.
Zij laat ruimte genoeg over voor veel nuttigen, bescheiden arbeid. Zij toont, in volle waarachtigheid, wat ieder lid van het Verbond en elk buitenstaander ervan te verwachten heeft.
Zij zegt niet langer dat het Verbond iets tracht na te streven, waar het Hoofdbestuur doodsbenauwd voor is, dat een deel der leden het zou doen.
Zij voorkomt een innerlijke tegenspraak in de Bondswet en de botsingen, die daaruit noodzakelijk moeten blijven voortvloeien.
Mijn denkbeeld zij ter overweging aanbevolen.
Het werk, dat dan het Verbond in volle oprechtheid verklaart niet te willen ondernemen, kan dan worden overgelaten aan den Dietschen Bond.
L. SIMONS.
Oud-lid van Groepsbestuur Nederland.
Bij de opneming van dit artikel ziet de redactie zich genoopt tot de verklaring, dat zij ten aanzien van nog door anderen in te zenden artikelen over de voorgestelde wetswijziging zich de bevoegdheid voorbehoudt om zulke artikelen, ook al zouden zij naar den inhoud voor opneming geschikt zijn, te weigeren, daar het velen lezers zeker niet aangenaam zou zijn in de eerstvolgende maanden een groot deel van Neerlandia gevuld te zien met stukken over de Wetswijziging. De leden, die in afdeelingen vereenigd zijn, kunnen hun denkbeelden ter sprake brengen in de afdeelings- of groepsvergaderingen, en indien zij voldoende instemming vinden, ze in den vorm van amendementen aan het oordeel der Algemeene Vergadering onderwerpen.
RED.