[Nummer 5]
Algemeene Vergadering.
oproeping.
De Algemeene Voorzitter van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond roept overeenkomstig artikel 12 der Verbondswet de Groepen, Zelfstandige Afdeelingen en Leden op tot bijwoning eener
ALGEMEENE VERGADERING
op Zaterdag 5 October 1929, des namiddags twee uur in het gebouw Excelsior, Zeestraat 57, Den Haag.
Dagorde: Voorstel tot wijziging der Verbondswet.
Den Haag, 1 Mei 1929.
J.E. BIJLO.
Algemeen Secretaris.
Het voorstel tot wijziging der Verbondswet luidt als volgt:
Thans geldende Wet.
Artikel 2. |
Voorgestelde Wet.
Artikel 2. |
|
1. Het verbond beoogt verhooging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht van de volken en volksgroepen, die tot den Nederlandschen of Dietschen stam behooren, en versterking van hun bewustzijn van onderlinge verwantschap. |
1. Het verbond beoogt verhooging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht van de volken en volksgroepen, die tot den Nederlandschen of Dietschen stam behooren, en versterking van hun bewustzijn van onderlinge verwantschap. |
|
2. Het heeft godsdienstige noch staatkundige richting. |
2. Het heeft godsdienstige noch staatkundige richting, maar eerbiedigt de geldende regeeringsvormen. |
|
|
3 (nieuw). Het onthoudt zich van bemoeiing met aangelegenheden en vraagstukken van zuiver godsdienstigen of staatkundigen aard in en betreffende welk land ook. |
|
3. Tot den Nederlandschen of Dietschen stam worden geacht te behooren de volksgroepen van de Nederlanders, de Vlamingen en de Dietsch sprekende Zuid-Afrikaners, voorts de verspreid wonende leden van die volksgroepen, alsmede de afstammelingen van alle bovengenoemden; wat die afstammelingen betreft: voor zoover zij niet het stambewustzijn verloren hebben. |
4 (oud 3). Tot den Nederlandschen of Dietschen stam worden geacht te behooren de volksgroepen van de Nederlanders, de Vlamingen en de Dietsch sprekende Zuid-Afrikaners, voorts de verspreid wonende leden van die volksgroepen, alsmede de afstammelingen van alle bovengenoemden; wat die afstammelingen betreft: voor zoover zij niet het stambewustzijn verloren hebben. |
|
4. Tot bevordering van een voortdurend goede verstandhouding tusschen hen, die geacht worden tot den Nederlandschen of Dietschen stam te behooren, en de hierna bedoelde volken en volksgroepen, wijdt het verbond tevens in den geest van het eerste lid van dit artikel zijn belangstelling aan de volken en volksgroepen van niet-Europeesche afkomst, welke een gebied bewonen, waar het Nederlandsch of een andere Dietsche taal als landstaal erkend wordt. |
5 (oud 4). Tot bevordering van een voortdurend goede verstandhouding tusschen hen, die geacht worden tot den Nederlandschen of Dietschen stam te behooren, en de hierna bedoelde volken en volksgroepen, wijdt het verbond tevens in den geest van het eerste lid van dit artikel zijn belangstelling aan de volken en volksgroepen van niet Europeesche afkomst, welke een gebied bewonen, waar het Nederlandsch of een andere Dietsche taal als landstaal erkend wordt. |