Fransch Vlaanderen
Onze Taal.
Het is een goed teeken, dat in Onze Taal, maandblad voor Noord-Frankrijk, meer aankondigingen verschijnen: zoo vertoont de belangstelling zich van haar meest practischen kant! Van het grootste belang voor de handhaving en uitbreiding van het Nederlandsch is een Vlaamsche pers, die op kennis steunt, bezield is met liefde voor de zaak en sterk staat door ijver. De heer Van Hoyweghen, de redacteur, vergelijkt zulk een pers met den ridder uit het oude verhaal, die een jonge vrouw, op 't punt van door een ondier verslonden te worden, uit haar ketenen bevrijdt. Voor het Vlaamsch is er geen andere uitkomst te wachten dan van zulk een ridder die het losmaakt uit de ketenen van onkunde en vooroordeel.
‘Het werk van De Swaen, gansch in 't Vlaamsch geschreven, prijkt op het gulden boek onzer letterkunde’, schreef prof. Looten voor eenigen tijd in Le Beffroi de Flandre. ‘Maar hebben wij ten opzichte der moedertaal, van welke hij zoo een schitterend gebruik heeft gemaakt, ons niets te verwijten? Geven wij haar de achting en de bewondering, die haar toekomt? Laten wij dit kostbaar erf van ons verleden niet verdwijnen, dat zonder moeite ons met vijftien millioen Nederlanders in aanraking brengt en ons toelaat in een draaiom Engelsch en Duitsch te leeren?’ In die vraag ligt het verwijt zelf opgesloten, waarvan de geleerde schrijver spreekt.
Maar een verandering is sedert geruimen tijd merkbaar. Een vorige maal vermeldden wij de verschijning van weer een nieuw blad, De Torrewachter. De inhoud van Onze Taal wordt stilaan belangrijker. En het Vlaamsch Verbond van Frankrijk gaat volhardend voort met zijn voortreffelijk werk.
Dezer dagen verscheen het program van den Bond voor de taalwedstrijden, die, zooals reeds verscheiden jaren tevoren, ook dit jaar weer gehouden worden en waaraan alle Vlamingen van Franschen landaard kunnen deelnemen. Er waren zes reeksen. In de eerste reeks werd een gedeelte uit Michiel de Swaens ‘Menschwording’ ter vertaling in het Fransch opgegeven. De tweede opgaaf was het vertalen in het Vlaamsch van een opstel van Maurits Sabbe ‘Les coutumes populaires dans la Botte Couronnée’ (De volksgebruiken in ‘De gecroonde Leersse’). Ten derde werd opgegeven, een Vlaamsch gedicht te maken over een willekeurig onderwerp. Ten vierde: een novelle of verhaal in het Vlaamsch te schrijven over een willekeurig onderwerp. Ten vijfde: een tooneelstuk in het Vlaamsch te schrijven. Ten zesde: een lijst op te stellen van de plaatsaanduidingen in een Vlaamsche plattelandsgemeente. Bij deze laatste opgaaf werd aangeteekend, dat niet Esquelbeeq moest worden geschreven, maar Ekelsbeke, niet Renescure maar Ruysscheure, niet Zimmers-Campel maar Zeggers-Cappel, niet La Haie d'Epines of (L.W.!) L'Age d'Or maar Haghedoorn. De hier aangeduide verminkingen van goed Nederlandsche namen geven eenigszins aan, wat bij deze opgaaf, die bijna een onderzoek is, al zoo voor den dag zal komen! Zoo alleen is er vooruitgang te wachten; zoo is een geleidelijke herbouw van onze taal mogelijk.