Herleving van de Afdeeling Deventer.
Mr. J.P.S. Gualthérie van Weezel opende, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het voorloopig bestuur, de vergadering van 18 Febr., heette alle aanwezigen van harte welkom en bracht het volgende onder hunne aandacht:
Rust was er gevolgd op den bloeitijd van de Afdeeling Deventer van het A.N.V. Van lieverlede was deze rust overgegaan in een diepen slaap. De afdeeling Deventer tot nieuw leven te wekken zij dan ook het hoofddoel dezer bijeenkomst. Spreker stelde voor, daarmede reeds thans een begin te maken, door een bestuur te kiezen.
Gekozen werden tot voorzitter: Mr. J.P.S. Gualthérie van Weezel, tot secretaris: A. Prakken, tot penningmeester: Ir. W.P.C. Knuttel, tot verdere bestuursleden: E.C.C. Houck en Dr. H.H. Zeylstra.
De voorzitter hield daarna een inleiding, waaruit blijkt (voor wien het nog niet wist!) hoe zeer het streven en werken van het Algemeen Nederlandsch Verbond, hem ter harte gaat. Zijn woord vond dadelijk, rechtstreeks ingang bij de aanwezigen, wel een bewijs, dat hij geen ‘woorden kiest, waaraan het hart vreemd is.’
Spreker ziet het A.N.V. als een drieluik, (in welk volmaakt evenwicht, in welke innige weergave, die tot iets eeuwigs werd, werden deze drieluiken niet door onze primitieven geschilderd!)
Binnen de omraming van het eerste luik ligt dan het begrip uitgedrukt in het woord ‘Algemeen’. Hieronder moet worden verstaan, dat elk en een iegelijk, uit welken kring hij ook kome, toetreden kan tot het A.N.V., en zich in dit Verbond op zijn plaats moet kunnen voelen. De band van saamhoorigheid, die soms een groote menigte als uit een mond doet roepen ‘Lang leve het Vaderland; lang leve onze Koningin’, die band, moet ons brengen tot het lidmaatschap van het A.N.V.
En dan het middenstuk ‘Nederlandsch’, in den zin van ‘Dietsch’. Kijk, we moeten niet zeggen: ‘Waar het goed is, daar is ons Vaderland’. Neen, duizendmaal neen, in ons leeft het: ‘Waar ons Vaderland is, daar is het goed’. Daar immers wonen zij, aan wier wezen wij ons verwant gevoelen, daar zien we den roem van ‘onze’ schilders, daar vinden we het lied, dat ons lief is. En met recht noemen we met eere de namen van ‘onze’ geleerden (wie onzer was niet verheugd, wanneer een Nederlandsch geleerde een Nobelprijs verwierf?) En daarom juist voelen we het als een gebrek aan eerbied, wanneer we ‘Maryken van Nimwegen’ met een sigaret tusschen de lippen zien optreden en keeren ons met een gevoel van walging af, als we lezen, dat er ‘chez X’, ‘five o'clock tea op ieder uur van den dag’ wordt gedronken.
Als sluitstuk dan: ‘Verbond’. Reeds de ouden wisten het: ‘Concordia res parvae crescunt.’
Na deze inleiding gaf Mevrouw Visman eenige mooie, echt Dietsche liederen ten beste, waarbij zij op voortreffelijke wijze door haar echtgenoot, Ir. Visman, begeleid werd.
Vervolgens sprak Dr. Ritter over het doel en het werken van het A.N.V. De spreker boeide zijn toehoorders van het begin tot het einde en stelde o.m. de vraag: ‘Waarom is niet ieder Nederlander lid van het A.N.V.? Feitelijk moest ieder, die Nederlandsch voelt, lid zijn! De zaak, die het A.N.V. voorstaat, is toch de zaak van elk recht geaard Nederlander. Neem slechts kennis, van wat het A.N.V. wil, en ge zult dit moeten beamen. En toch is het noodig, dat velen de trom roeren voor het Verbond, want lang, lang niet allen, die lid moesten zijn van het Verbond, zijn het!
Nadat de heer Jac. Post, propagandist van het A.N.V., ook nog enkele woorden gesproken had, sloot de voorzitter de vergadering met een woord van dank aan allen, die tot het welslagen van den avond hadden bijgedragen.
Moge de afdeeling Deventer weer tot vollen bloei komen!