spreken. Twaalf jaren oud kende hij Grieksch en was bedreven op de viool, de luit, het clavecimbel. Op zijn 22ste jaar won hij de vereering en de vriendschap van den geleerden Gregorius a Sancto Vincentio door zijn humane, schoon vernietigende, critiek op diens groote werk, dat het vraagstuk van het cirkelvierkant heette op te lossen. Met dat geschrift over de quadratuur van hyperbool, ellips en cirkel en zijn drie jaren later verschenen benaderde berekening van de verhouding van den cirkel tot zijn middellijn, vestigde Huygens zijn roem als een der grootste wiskundigen van zijn tijd. Met zijn ‘Van Rekening en Spelen van Geluk’ legde hij den grondslag der waarschijnlijkheidsrekening, toen iets geheel nieuws. Een eerste plaats als sterrenkundige verwierf hij door met zelfgeslepen lenzen den grootsten toen bekenden kijker te vervaardigen, waarmede hij de wachters en den ring van Saturnus vond. Een heele nijverheid ontstond uit zijn uitvinding van de slingeruurwerken. Zoo onafhankelijk en doordringend, zoo geniaal was zijn vernuft, dat hij zonder moeite de eerste onder de geleerden van zijn tijd werd. Hem schijnt de nevelhypothese van Kant en Laplace reeds voor den geest te hebben gezweefd.
Tusschen Galilei en Descartes, Newton en Leibnitz schittert Christiaan Huygens, l'Incomparable, de Onvergelijkelijke, zooals Azout hem noemde, als een ster van de eerste grootte. Wie hem met den beroemden Einstein wil vergelijken, vergete zijn grooter veelzijdigheid niet. Internationaal was Huygens èn door studie èn door arbeid èn van aanleg. Hij voelde zich meer wereldburger dan Nederlander. Terecht is hem euvel geduid, dat hij, toen de legers van Lodewijk XIV op Nederland invielen, met een jaargeld van dien vorst kalm te Parijs bleef werken. Hij heeft daar zwaar voor geboet. Toen de zonnekoning ter kimme ging, de verwarring in diens rijk en de geloofshaat toenamen, werd aan Chr. Huygens op beleedigende wijze beduid, dat zijn terugkomst te Parijs niet gewenscht werd. Dit heeft de internationale wetenschap aan hem goed te maken.