Uitloopers.
Zooals de uitloopers eener plant van afstand tot afstand wortels in den grond schieten en een nieuwe plant voortbrengen, zoo vormen zich nu hier, dan ginds Nederlandsche gemeenschappen en stichtingen. En die er waren, vertoonen vaak verblijdende levensteekenen.
Zoo'n jonge plant is het ‘Werk der Vlamingen’ te Parijs, dat de a.-r. Rotterdammer beschrijft als een organisatie van Dietschen stam, die verdienstelijken arbeid verricht. De ‘Boerenbond’ en de ‘Werkliedenbond’, vereenigingen uit Belgisch Vlaanderen, lichamen van zeer uiteenloopenden aard, werken daar in één gebouw tot bewaring van Vlaamsche zeden en eigen geloof en tot bevordering van alles, wat in huiselijk of maatschappelijk opzicht dienstig kan zijn aan de Vlaamsche uitwijkelingen, van wie er zeker 500 000 over Frankrijk zijn verspreid. Reeds 68 jaar geleden begon het bisdom Gent zijn zorgen te wijden aan deze stamgenooten en uit dit Parijsche middelpunt worden geregeld aalmoezeniers gezonden, om hen geestelijk te raden en te steunen. Men brengt huisbezoek, spreekt de menschen toe in hun eigen taal, geeft hun gelegenheid tot biechten; zorgt voor boeken, geneeskundigen en rechtskundigen bijstand en is hen ook in stoffelijken zin behulpzaam bij het inleggen van spaargelden.
De zoo leerzame Nederlander stelt zich dikwijls in het hoofd, dat hij niet naar het buitenland gaat, om zijn eigen taal te spreken. Dat ‘kan hij thuis óók!’ En toch - landgenooten en vooral Vlamingen - die zooveel trouwer aan hun taal vasthouden dan wij in het Noorden - getuigen, hoe goed het hun deed, wanneer zij het ‘Werk der Vlamingen’, de Rue La Fayette in het hart van Parijs betredende, zich hoorden aanspreken in hun zoete moedertaal.
O zeker, ook in België zijn sommigen hiervoor niet gevoelig. Een Parijsche vrouw, die moest aanhooren, hoe een Belg smaalde op de taal van zijn geboorteland, onderbrak hem met de scherpe vraag: ‘Bestaat er dan in België geen vaderlandsliefde?’ Die Belg was natuurlijk geen Vlaming, althans geen echte. De opmerking der Parijsche was volkomen juist.
Hoe nauw zijn niet taalbehoud en vaderlandsliefde verbonden! Met ingenomenheid lazen wij, wat de heer A. van Hoyweghen daarover schrijft in zijn blaadje ‘Onze Taal’, maandblad voor Noord-Frankrijk. Hij verbaast er zich over, dat de omgangstaal der meerderheid van de bevolking in België een zoo ondergeschikte plaats kon blijven innemen als onze taal.
Wij verbazen ons met hem. Hoeveel volken hebben niet heerschappij geoefend over de Zuidelijke Nederlanden, tot zij zich onafhankelijk verklaarden? Het Roomsche Rijk, het huis van Bourgondië, Spanje,