Buitenland
Nederlanders in Brazilië.
Nadat ik in Neerlandia van Nov. 1927 en Jan. 1928 enkele mededeelingen had gedaan over de Nederlandsche nederzetting Santa Leopoldina, heeft Z. Exc. de minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, de goedheid gehad, door tusschenkomst van Hr. Ms. gezant te Rio de Janeiro, nadere inlichtingen te doen inwinnen. Deze wendde zich tot Pastor August Wisznat te Luxemburgo-Leopoldina, die hem de volgende gegevens deed toekomen.
De Hollandia-kapelgemeente telt 34 gezinnen, andere wonen nog in den staat Esperito Santo verspreid Want de grond in de oude kolonie is uitgemergeld en daarom zoeken de menschen telkens nieuw akkerland. Maar er is niet veel oerbosch meer en door de veepest heeft ook de veestapel zeer geleden. In huis, onder elkander, spreken de menschen nog Nederlandsch, maar de omgangstaal daarbuiten is natuurlijk Portugeesch, terwijl als derde taal het Hoogduitsch komt, waarin gepreekt en godsdienstonderwijs gegeven wordt. Men ziet, een slechte kans voor het Nederlandsch, ook omdat, alweer natuurlijk, de kinderen de Braziliaansche regeeringsscholen bezoeken. Een der gemeenteleden, de hoogbejaarde heer Jeremias Lourett, kent Nederland nog uit eigen aanschouwing, zijne zonen en neven, Anton, Abraham, Isaäk zijn leiders der kolonie. Voorts vindt men de namen Boone, Schive, Lampier, Van Schaffel. Wat de gemeente zeer noodig heeft en haar voortbestaan zou verzekeren, is de bouw eener nieuwe kapel, die tegelijk als school zou dienst doen. Men is reeds begonnen en, om kosten te sparen, bouwen de menschen zeiven, voorzoover zij arbeidsuren kunnen missen. De kapel is sober en eenvoudig ontworpen, maar de bouwkosten gaan toch boven het vermogen der meest schamele lieden en ook voor de inrichting van het gebouw moet er geld zijn. De Nederl. Gustaaf-Adolf-Vereeniging helpt wel sinds enkele jaren, maar hare middelen zijn helaas beperkt. Pastor Wisznat vroeg daarom Hr. Ms. gezant, of hij misschien bij zijne regeering eenigen steun zou kunnen verkrijgen. Stellig gevoelen de menschen zich nog Nederlanders. Zij zouden zich hartelijk verheugen, wanneer het hun nog eens mocht gebeuren een vertegenwoordiger van het oude stamland in hun midden te zien en, toen onlangs pastor Wisznat hun vertelde, dat hij in de ‘Illustrierte Zeitung’ eene afbeelding van prinses Juliana als studente te Leiden had gezien, vonden zij dat prachtig en vroegen met aandrang haar te mogen zien.
Tot zoover de berichtgever aan onzen gezant. Dat Z. Exc. het ons mogelijk heeft gemaakt, erover in Neerlandia te schrijven, stellen wij op hoogen prijs en wij danken er hem van harte voor. En men ziet, dat, behalve geld, ook boeken, illustraties, prenten, van nationaal karakter, als wandversiering b.v., hier veel vreugde zouden kunnen brengen. Het moet toch mogelijk zijn in dien geest iets tot stand te brengen. Ons Algem. Nederl. Verbond zal zich zeker niet onbetuigd laten. Het allermooiste ware het bezoek van een Nederlandschen belangstellende. En pastor W. wil zeker tusschenpersoon zijn.