Ingezonden.
Geen goede Vaderlanders?
Als lid van 't A.N.V. en voorzitter van de Afdeeling van den Ned. Zionistenbond, waarin zich de orthodoxe Zionisten vereenigd hebben, zij 't mij vergund op de openingsrede, door den voorzitter der Afd. Amsterdam gehouden, eenige kantteekeningen te maken.
De heer Gerzon heeft in een openbaren brief in het Algemeen Handelsblad zijn oordeel over Zionisme en Zionisten in de bedoelde openingsrede uitgesproken, aldus toegelicht, ‘dat ik in die personen, die de Nederlandse nationaliteit vooralsnog als een rustig bezit beschouwen, kalm hun burgerrechten uitoefenen, maar hun liefde en hun werkkracht geven aan andere belangen dan de Nederlandse geen goede vaderlanders vermag te zien.’
Ik acht dit oordeel op zijn minst genomen onvoorzichtig. Daarmede toch drukt de heer Gerzon, op onvoldoenden grond, het merk van minderwaardigheid op een breede klasse van eerbare en eerlijke staatsburgers. Voor wij kunnen schiften tusschen goede en slechte vaderlanders, dienen wij het begrip, waar 't over gaat, scherp te omlijnen.
Edoch, ik vrees, dat daarover de meeningen uiteen loopen.
De een stempelt met den heer Gerzon tot goed vaderlander, die heel zijn werkkracht geeft aan uitsluitend vaderlandsche belangen. Een ander, minder veeleischend, acht reeds een deel van die werkkracht voldoende, om, in dienst van 't vaderland gesteld, dien eerenaam te veroveren. Er zullen echter zijn, die in geheele noch in halve werkkracht ten bate der gemeenschap voldoenden waarborg zien voor goed vaderlanderschap, omdat eerzucht en eigenbelang vaak de bronnen zijn, waaruit die werkkracht voortvloeit. Zij meenen niet ten onrechte, dat zulke vaderlanders bitter teleurstellen, als 't vaderland eens offers van hen vraagt, waaraan zich hun eerzucht niet kan bevredigen.
De heer Gerzon ziet, dat 't moeilijk is vast te stellen, wie gerechte aanspraak heeft op den naam van goed vaderlander en dat uiterlijke kenteekenen tot verkeerde beoordeeling en in tijden van nood tot gevaarlijke misgrepen zouden leiden.
Mij dunkt, dat meer op gezindheid dient gelet van den persoon, wiens vaderlanderschap beoordeeld moet worden.
Een goed vaderlander is hij, die liefde voor land en volk in zich draagt, wiens hart sneller klopt, als 't vaderland eenig succes boekt; wiens vuist zich balt, als 't beleedigd wordt; die met zijn medeburgers treurt, als volk of vorstenhuis daartoe aanleiding geeft. Hij zal niet aarzelen offers in iederen vorm te brengen, wanneer de nood daar is of 't welzijn van de gemeenschap die vraagt.
Aan dezen eisch beantwoorden in den regel de meeste Nederlanders, omdat het bloed kruipt, waar 't niet gaan kan. Het moge den heer Gerzon vreemd toeschijnen, maar waar is 't, dat vaderlandsliefde den mensch in 't bloed zit, zij kent geen ras- of godsdienstverschil, zij groeit met ons mede, omdat en zoolang wij menschen zijn, die ons hechten aan den bodem, waarop wij geboren en opgegroeid zijn, waar onze voorouders in meer of minder geslachten geleefd en gearbeid hebben.
De waarheid hiervan kan blijken uit de liefde, die nog vele Joodsche Russische ballingen aan hun geboorteland, het land, waar zij slechts ellende en druk gekend hebben, toedragen.
De ballingschap heeft den Jood een ingewikkelde ziel gegeven, een ziel, die zich naar twee fronten keert, naar 't land van zijn geboorte en naar 't volk, waarvan hij afstamt. Maar dit deert niet; beide omvat hij met gelijke liefde en aanhankelijkheid, als twee kinderen door eenzelfde ouderliefde gekoesterd.
Maar, zoo vraagt de heer Gerzon, als er een botsing van belangen ontstaat, naar welke zijde zal de Zionist zijn steun verleenen? Wij antwoorden, hij zal handelen als de vader, die tusschen twee kinderen, als de man die tusschen twee broeders kiezen moet. En zoo min de vader bij zijn beslissing ten voordeele van 't eene kind verdacht kan worden, een kleinere plaats in 't vaderhart te hebben ingeruimd voor 't andere, zoo min zal de Jood, hoe de beslissing ook valle, den naam van goed vaderlander kunnen verliezen.
Ik geloof niet, dat de heer Gerzon veel succes zal hebben van zijn poging, hoe goed ook bedoeld, om Zionisten als slechte vaderlanders te brandmerken. Daar zijn wij, Nederlanders, te nuchter voor, wij hechten minder aan uiterlijke, meer aan innerlijke waarden.
Met dank voor de plaatsing,
B. ISRAEL RICARDO,
Voorzitter van de Nederlandsche Mizrachie,
Afdeeling van den Ned. Zionistenbond.
Dit ingezonden stuk kwam in December te laat om het nog in het Januarinummer te kunnen opnemen.
Red.