Suriname.
Lely als Gouverneur van Suriname.
Ter Gedachtenis.
De komst van den heer Lely in de kolonie Suriname in 1902 sloot een tijdperk van moedeloosheid en de zaken maar gaande houden af. Het werd gevolgd door een van herleving en vertrouwen in de toekomst. Wel kostte Suriname in voorafgaande jaren weinig aan het moederland, immers de subsidies bedroegen slechts f 16.155 in 1890; f 78.345 in 1894; f 20.337 in 1898, f 54.366 in 1900. Mr. Warmold Tonckens, de Gouvernementssecretaris, die in 1888/9 en 1894 het ambt van Gouverneur waarnam en in 1896 voor vast werd benoemd, was daaraan niet vreemd; hij was bekend om zijn zuinig beheer. Daarop volgde als een groote verrassing, de benoeming van ingenieur Lely, oud-Minister en Kamerlid, die als voorwaarde van aanvaarding zijner benoeming had gesteld den aanleg van den spoorweg naar het Lawagebied, welke eisch werd ingewilligd.
‘Voor den heer Lely kon het gouverneurschap van een kleine verafgelegen kolonie weinig aantrekkelijks bezitten. Plichtsgevoel alleen, de overtuiging, dat hij daar ginds in het lang verwaarloosde Suriname, nuttig werk kon verrichten, deed hem besluiten aan de roepstem der regeering gehoor te geven’, schreef de onvermoeide strijder voor Suriname, de heer Pyttersen.
Nadat de gele koorts had uitgewoed, die in 1901 en 1902 tal van slachtoffers had gemaakt, vertrok na langen tijd weer een groot aantal ambtenaren en officieren naar de West, waaronder de nieuwe bewindsman Cornelis Lely, die 3 October 1902 voet aan wal zette in het tropenland en den volgenden dag het bestuur overnam.
Een man waarvan kracht uitging was hij, beminnelijk in zijn optreden, welwillend jegens zijn medemenschen en die al aanstonds de harten der bevolking won. Men slaakte een zucht van verlichting, toen het bleek, dat aan de doorgedreven bezuinigingen een einde kwam en een krachtige ontplooiing der hulpbronnen door spoorwegaanleg en exploratie van het binnenland, herleving en welvaart deden verwachten. De ‘sprong in het duister’ werd gewaagd, en het vertrouwen in het moederland, dat jammerlijk was achteruitgegaan, werd herwonnen.
De heer Lely heeft in de drie jaren van zijn bewind de kolonie Suriname voortreffelijk bestuurd en hij had daarbij het voordeel, dat werk kon worden gegeven aan duizenden en de spoorwegaanleg redding en uitkomst bracht aan vele gezinnen, waar tot nu armoede en vertwijfeling heerschte. ‘Als de tram komt’ was de leuze, waarover J.R. Thomson in het Surinamenummer van Neerlandia (Sept./Oct. 1903) zoo aardig schreef.
Het nadeelig saldo van Suriname's begrooting nam vanzelf met groote sprongen toe en steeg tot 4½, zelfs tot 7 ton in de volgende jaren. 's Lands uitgaven namen eveneens belangrijk toe en stegen van f 2.2397.467 in 1902 tot f 4.951.642 in 1904.
De Lawaspoor werd op 28 Maart 1905 in exploitatie genomen. Dat was een feest! Met een weidschen naam spreekt men in Suriname van koloniale spoorwegen inplaats van spoorweg of tram.
De nederzetting Koffidjompo in de Parazône, waarlangs de spoorlijn liep, werd een vestigingplaats van klein-landbouwers en ter eere van den Gouverneur werd er de naam ‘Lelydorp’ aan gegeven.
Het Lelygebergte draagt nog de herinnering aan den man, wiens verscheiden in zoo hooge mate wordt betreurd.
Na hem volgden Idenburg en Fock, ook Ministers. Men kan niet zeggen, dat de regeering niet zijn beste zonen naar Suriname zond, doch hun bestuur was te kort om de eenmaal opgezette plannen, waaraan reeds een begin van uitvoering was gegeven, door te zetten.
Gouverneur Lely was zeer populair. Kon het anders? Zijn driejarig bestuur was een zegen voor het gewest. Het bleek bij zijn vertrek. Toen hij 18 November het bestuur overdroeg aan Idenburg en met zijn gezin het Gouvernementshuis verliet om naar den Waterkant te gaan, waar hij zou scheep gaan, had een betooging plaats, die slechts zelden in Suriname's geschiedenis is afgespeeld. Surinaamsche vrouwen spreidden haar hoofddoeken over