Zuid-Afrika
De Tweede Landstaal.
In Natal maakt, naar wij onlangs mochten mededeelen, het Afrikaansch vorderingen, doch langzaam. Volgens de wet moeten de ambtenaren tweetalig zijn. Maar wanneer die wet wordt toegepast in dat zoo verengelschte land, is een deel der bevolking woedend, zegt Die Burger. De Afrikaansch sprekenden verlangen daarentegen, dat hun kinderen beide talen machtig zullen zijn en in landen, waar wel drie of vier talen op de middelbare en bijzondere scholen onderwezen worden, kan niemand dien eisch overdreven noemen. Bovendien bevordert tweetaligheid samenwerking tusschen de beide blanke volksstammen, wat ook tegenover de gekleurde bevolking zoo dringend noodig is.
Steeds krachtiger wordt daarom overal in de Unie aangedrongen op handhaving van art. 137 der Grondwet van 1910, dat het Afrikaansch sprekende deel der bevolking als zijn Magna charta beschouwt en dat zelfs in vele Z. Afrikaansche gerechtshoven maar kariglijk in acht genomen wordt. Art. 137 is de spil der ware eenheid. ‘Staatkundig is ons nou een volk’, schrijft Die Weste, ‘maar ons moet dit ook sielkundig word en sonder dat die twee seksies die taal van mekaar verstaan, sal dit nie verwag kan word dat hulle mekaar se karakter en eienaardig hede sal kan verstaan, begrijp en waardeer nie.’ De schrijver denkt hierbij aan de worsteling der Vlamingen voor hun taal en zelfstandigheid en wijst erop, hoe moeilijk het zelfs voor Nederland is, zijn taal zuiver te houden tegenover de machtige invloeden uit het Oosten.
Waar dit die geval is met 'n nasie, wat sinds eeue vry en onafhanklik gewees het, wat met g'n tweetaligheid te kampe het maar uit 'n eentalige volk bestaan, hoeveel te meer en hoeveel ernstiger moet dan nie die gevare wees wat ons Afrikaanse taal en Afrikaanse volksbestaan bedreig nie. Ons is nog lang nie waar ons moet wees en elke verslapping op hierdie gebied sal die gevaar wat