Het Voetspoor der Vaderen.
In de algemeene vergadering van de afd. Ceilon van het Britsche Kon. Aziatisch genootschap heeft dr. Joseph Pearson, directeur van het Museum te Colombo, een lezing met lantarenplaatjes gehouden over Europeesche meubelen op Ceilon in de 17de en 18de eeuw. Wat de heer Pearson vertelde, was vooral van belang, omdat het aanleiding tot vergelijkingen met de Kaap gaf. De gouverneur van Ceilon, die den spreker inleidde, zeide van Nederlandsche meubelen vrij goed op de hoogte te zijn, daar ze zoo veelvuldig voorkomen in de Kaapkolonie, waar hij vroeger gevestigd was. Overal op Ceilon had hij een groote overeenkomst tusschen deze voorwerpen van kunstnijverheid met die in Zuid-Afrika kunnen opmerken. Dr. Pearson deelde o.m. in zijn voordracht mede, dat enkele der mooiste meubelen zich bevinden in de Wolvendaal-kerk, naar men weet, het oude Nederlandsche kerkgebouw, dat in 1750 gesticht werd. Ook bezit die kerk stoelen van vroegere dagteekening, waarschijnlijk afkomstig uit een Nederlandsche kerk, die op de plaats van het tegenwoordige Gordonplantsoen heeft gestaan en afgebroken werd.
Bij de studie van dit onderwerp moest men, zeide spr. verder, denken aan de betrekkingen tusschen Portugal en de Nederlanden en aan den wederzijdschen invloed op beider kunstontwikkeling. De Portugeezen voeren de Kaap om naar Azië en maakten Europa bekend met de kunst van het Oosten en Verre Oosten en Nederland maakte van die ontdekkingen gebruik. Bovendien werd ‘Nederland in die dagen als het middelpunt van Europa beschouwd’ en door zijn voortdurende betrekkingen met verschillende landen kan men er de ontwikkeling der kunst in die landen tot op groote hoogte volgen. Dat Nederlandsche meubelen naar het Oosten waren overgebracht, bleek uit het voorkomen van gelijksoortig huisraad op Ceilon, aan de Kaap en op Java en andere Nederlandsche bezittingen. In den Nederlandschen tijd waren ambtenaren, die naar Batavia verhuisden, gewoon hun meubelen mee te nemen.
Dr. Pearson deelde mede, dat hij terstond na zijn benoeming tot museum-directeur onweerstaanbaar tot de studie van dit onderwerp gedreven was - een nieuw bewijs, hoe groot en levend de belangstelling op Ceilon is in alles, wat de Vaderen hebben achtergelaten.