Een afscheid.
Uit een dagbladverslag van een Verbondsvergadering, in het najaar van 1902 gehouden, dus ruim vier jaar na de oprichting van het A.N.V., hebben we dit knipsel bewaard:
‘Een der voornaamste besluiten, welke in de vergadering van 18 October genomen werden, was de benoeming eener Commissie, bestaande uit de heeren Th. Nolen, dr. W. van Everdingen en C. van Son, tot het bijeenbrengen van boeken voor het stichten van boekerijen in Zuid-Afrika en overal, waar het Nederlandsch element behoefte heeft aan Nederlandsche leesstof.’
De afgetreden directeur der Boekencommissie en zijn staf in het Boekenhuis te Rotterdam. Zittend v.l.n.r. Mevr. H.K.M. Weekhout, Mej. G.P. Hardenberg, Dr. W. van Everdingen, Mej. M.C. Roodenburg; Staand: W.J.L. Poelmans, Fr. Koote, G.D. Weekhout, Mevr. Fr. Koote, C. Hoefnagel, H.K. Sterkenburg. (De heer en mevr. A. Kuyper-Van Os ontbreken door uitstedigheid).
Voor Zuid-Afrika kreeg men dadelijk goeden raad van dr. Mansvelt, oud-superintendent voor onderwijs in de Z. Afr. Republiek. Niet te vergeefs werd de medewerking ingeroepen van de Afdeelingen van het A.N.V. en de N.Z.A.V., hoofden van onderwijsinrichtingen en ook bizondere personen. Reeds de eerste oproeping door middel van een rondzendbrief had ten gevolge, dat meer dan 400 kisten en pakken boeken en tijdschriften ontvangen werden.
Geen wonder, er heerschte toen in den lande nog de warme genegenheid voor de Boeren, die na een bovenmenschelijken strijd om hun zelfstandig volksbestaan hadden moeten zwichten voor de overmacht van den overweldiger.
Zuid-Afrika heeft dan ook in den aanvang wel het meest voordeel van de ingezamelde oogsten gehad, die te Rotterdam werden opgestapeld in verschillende lokalen, om al spoedig voor goed terecht te komen in het gebouw Van-der-Duynstraat 63, dat sedert de Boekencommissie, waartoe inmiddels Mej. dr. H.C.H. Moquette en de leeraar J.J. Griss waren toegetreden, tot voorraadschuur strekte.
Al spoedig bleek dr. Van Everdingen als eerste secretaris de drijvende kracht en hij wist niet alleen de reeds genoemden tot veel vrijwilligen arbeid te prikkelen, maar, toen de werkzaamheden zich langzamerhand uitbreidden, toen men ook uit andere oorden van de wereld een beroep ging doen op de Boekencommissie, toen de zeemanshuizen in buitenlandsche havenplaatsen in dien dienst werden opgenomen en geregeld van kranten en tijdschriften werden voorzien, wist de leider, toenmaals leeraar in geschiedenis, later onder-directeur eener H.B.S. te Rotterdam, een staf van vrijwilligers om zich te verzamelen; dezen gaven onder zijn leiding gaarne hun vrijen Zaterdagmiddag, om behulpzaam te zijn bij het uitzoeken, ordelijk opstellen, inpakken en verzenden van de duizenden en nog eens duizenden boeken, kranten, week- en maandbladen, die het Boekenhuis binnen- en weer uitstroomden.
Het vereischte veel takt, kennis en doorzicht, omdat Nederlanders en stamverwanten buiten ons land zoo uiteenloopend in hun verlangens waren naar den graad hunner ontwikkeling en naar hun levensovertuiging. De Boekencommissie gaf elk wat wils en wat ze niet kreeg, kocht ze bij, daartoe in staat gesteld in de eerste plaats door den steun van het Hoofdbestuur, welke, aanvankelijk f 900.- 's jaars