Rotterdam.
Voor deze Afdeeling hield Prof. G. Gonggrijp 13 November in het gebouw der Nederlandsche Handelshoogeschool een hoogst belangrijke lezing over ‘Dichtersschap en Tijdgeest’. De spreker, ingeleid door den voorzitter, Prof. Dr. Z.W. Sneller, verstaat onder dichter niet alleen een schrijver van verzen, doch ook iemand, die ons roert met het weergeven van zijn gevoel. Het zijn juist niet de grootste dichters, die hun eigen tijd het klaarst weerspiegelen: zij zijn van alle tijden. Onze tijd is een verwarde en verscheurde tijd; met name geldt dit van onze Westersche grootsteedsche beschaving. De ontaarding komt in hoofdzaak aan 't licht op twee punten: twijfel aan de heiligheid van den huwelijksband en twijfel aan de rechtmatigheid van persoonlijk eigendom. Het is merkwaardig na te gaan, hoe de houding van den dichter tegenover het huwelijk is geweest, in de oudheid, de middeleeuwen en de achttiende eeuw. Daarna komt er een tijd van kentering: Goethe, Flaubert, Ibsen en Tolstoi. Het nieuwe geslacht zal op deze moeilijke vragen een antwoord moeten geven. Merkwaardig acht spreker het, dat er een godsdienstige onderstrooming bij de nieuwe schrijvers valt waar te nemen.
De doorwrochte rede leent zich minder voor een verslag in, te dezer plaatse noodzakelijk, beknopten vorm.
De voorzitter der Afd. Rotterdam van het Dietsch Studenten Verbond, met welke vereeniging deze avond was ingericht, dankte den spreker mede namens de vele aanwezigen, die deze schoone rede met de grootste aandacht hadden aangehoord.