Vlaamsche muziek.
‘In de vijftiende eeuw was Vlaanderen de muziekschool der wereld’, aldus pastoor Jules Delporte, directeur der ‘Revue pratique de Liturgie et de Musique sacrée’ in een zijner lessen, welke hij aan de Vrije Universiteit van Rijsel begonnen is. ‘Terwijl Frankrijk en Engeland in oorlog waren, vluchtte de kunst naar dat vreedzame en rijke land.’
De eerste dezer voordrachten droeg tot opschrift ‘Van Willem Dufay tot Palestrina’; de tweede ging over de Kamerijksche School in de 15de en 16de eeuw, de derde over de eerste Vlaamsche School (15de eeuw). De voordrager verdedigde o.m. de stelling, dat de moderne muziek van Vlaamschen, niet van Italiaanschen oorsprong is. Wel is het beginsel van het contrapunt geen Vlaamsche maar een Fransche uitvinding, maar de Vlamingen hebben het tot zijn grootste hoogte ontwikkeld. Een Romaansche muziek bestond niet; de geheele lijst van muziekwerken, klassieke stukken inbegrepen, die te Rome bij het onderricht aan jeugdige toonkunstenaars dienden, was Vlaamsch, zooals de archieven van het Vaticaan bewijzen kunnen. Palestrina heeft zijn muzikale opleiding in deze van Vlaamsche kunst doordrenkte omgeving ontvangen en had daaraan alles te danken.
Voor Vlaamsch zou men ook Nederlandsch kunnen lezen. De Nederlanden waren in de Middeleeuwen zoowel voor de muziek als voor de schilderkunst een kweektuin, waaruit Spanje, Venetië, Duitschland en Rome hun stamplanten kregen.