Zuid-Afrika.
Transvaalse brieven.
I.
De zogenaamde Landbouwtentoonstelling van Johannesburg wordt elk jaar groter en van meer betekenis, niet alleen voor de goudstad zelf, maar ook voor heel Transvaal, om niet te zeggen voor heel Zuid-Afrika.
De Jaarlikse Tentoonstelling van Pretoria kan er goed wezen, maar haalt toch niet bij die van Johannesburg. Geen wonder. Pretoria is wel de administratieve hoofdstad van de Unie, maar Johannesburg is het centrum van de goudindustrie en van de Z. Afrikaanse nijverheid.
Pretoria is de stad van de ambtenaar, de burger en de winkelier.
Johannesburg is de stad van het kapitaal, van de kapitalist, de groothandelaar en de industriëel.
Op de tien voorsteden van Pretoria telt Johannesburg er zeker tachtig. Pretoria wordt geleidelik groot, Johannesburg is als uit de grond opgeschoten en groeit nog bij sprongen. Een stad van nog maar veertig jaar, telt ze nu 312.000 inwoners, waarvan 170000 kaffers en kleurlingen. Op een oppervlakte van ruim 81 vierkante mijl hebben de eigendommen een belastbare waarde van £ 55.000.000. Maandelijks gaat er een kapitaal van £ 25.000.000 door de banken.
Pretoria is mooi, ruim gebouwd met mooie huizen en mooie tuintjes en hier en daar een villa, Johannesburg is groot en de voorsteden, vooral van de latere tijd, zijn groots aangelegd met mooie villa's en landhuizen, verspreid over 't heuvelachtig landschap.
In Pretoria is 't leven rustig gemoedelik, met 'n tikje van deftigheid. In de ambtenaarswereld kent men geen haast.
In Johannesburg met z'n rijke kosmopolitiese bevolking is het leven druk, gejaagd, geweldig. Hier wordt op grote schaal gespekuleerd, veel geld gewonnen en verloren, ook veel geld eerlik verdiend en ruim verteerd.
Wijlen John X. Merriman heeft Johannesburg eens genoemd ‘the University of crime’. John X. was een hoogst bekwaam en hoogst eerlik man, maar in zijn oordeel over de goudstad was hij gans bezijden de waarheid. Hij heeft Johannesburg niet goed gekend.
Natuurlik is bij elke politieke en industriële moeilikheid Johannesburg het middelpunt. Dit brengt de grote, gemengde bevolking mee. En in de onderste lagen van die gemengde bevolking is een zeker element, bestaande uit het schuim van Afrika, Europa, ja van de hele wereld, dat altijd klaar is, z'n lot in te werpen met elke beroering, omdat het in troebel water goed visschen is, of duideliker, omdat dergelike gelegenheden schone kans geven voor roof en plunder. Toch is dit gedeelte van de bevolking maar een uiterst kleine minderheid. De overgrote meerderheid is net zo rustig, net zo ordelik, net zo vredelievend en net zo degelik als de Pretoriaan. Voor kerken en scholen, voor alle mogelike filantropiese doeleinden, voor armen en hulpbehoevenden heeft de Johannesburger altijd geld, dikwels veel geld. 't Leger des Heils, dat hier als overal elders uitstekend werk doet, onder leiding van een simpatieke Hollander, de heer de Groot, wordt als regel prachtig gesteund. En 't morele leven in Johannesburg staat niet lager, dan dat in de grote Europese steden en mist alle ergerlike publiciteit.
De Hollander van Johannesburg is anders dan de Hollander van Pretoria. Hij is groter zakenman, breder in z'n opvattingen, heeft 'n kosmopolities tintje gekregen. 't Verenigingsleven onder de Hollanders is er minder sterk ontwikkeld dan te Pretoria, doordat het getal Hollanders naar verhouding veel kleiner is en de afstanden zo groot zijn. De Pretoriaanse Hollander, dit kan en moet niet anders, verafrikaanst; de Hollander in Johannesburg loopt groot gevaar te verengelsen.
Dit neemt niet weg, dat er nog heel wat Hollanders in Johannesburg zijn, bij wie onze moedertaal in ere is, en die zich, na de boerenoorlog onder moeilike omstandigheden een positie hebben verworven, waarop het oude vaderland trots kan zijn. We waren niet van plan namen te noemen, maar als vanzelf vloeien ze uit de pen: Van Gorkum, Baarveldt, Meiske, De Wit Hamer, Beerstecher, Breier, Morél, Stoker, De Leeuw e.a.
Geen wonder, dat het initiatief van onze konsulgeneraal, Dr. Lorentz, genomen in overleg met ‘De Commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen Handel te 's-Gravenhage’, om 'n Hollandse afdeling te hebben op de Landbouwtentoonstelling te Johannesburg, bijval vond. De samenwerking, gevraagd bij de Ned. Kamer van Koophandel en Monsterkamers in Zuid-Afrika, werd volgaarne verleend en de uitvoering opgedragen aan de Ned. K.v.K. te Johannesburg, die zich zeer wel van die taak heeft gekweten.
Drie Departementen waren er vertegenwoordigd, te weten: Landbouw, Handel en Nijverheid, en Koloniën. Volgens de tegenwoordige samenstelling zijn de twee eerstgenoemde geen eigenlike Departementen meer maar Afdelingen van het Dep. van Binnenl. Zaken. Koloniën is een afzonderlik Departement.
De inzendingen van deze Departementen bestonden grotendeels uit grafiese voorstellingen, hoogst interessant voor de ernstige waarnemer, maar niet aantrekkelik voor het grote publiek.
Daarnaast volgden de semi-officiële inzendingen van de steden Amsterdam en Rotterdam en van de Alg. Ned. Zuivelbond. De grote steden maakten hoofdzakelik reklame voor hun havenwerken. De Zuiderzeewerken, een enorme reklame als reuzewerk op zichzelf, sloten zich hierbij goed aan.
Van de partikuliere deelnemers moeten speciaal genoemd worden:
De Verenigde Javaanse Houthandel Maatschappij, die een gebeeldhouwde schoorsteenmantel van Javateak had ingezonden met een daarbij behorende kunstig gemaakte haard en lambrizering van dezelfde houtsoort. 't Is te wensen, dat dit prachtig kunstwerk hier in Zuid-Afrika wordt aangekocht.
De Holland-Afrika Lijn met een ietwat al te moderne kiosk.
Philips Lampenfabriek, overbekend door haar wereldreputatie.
De Verenigde Glasfabrieken te Leerdam met een keurige kollektie modellen flessen. Deze uitstalling sprak èn tot het publiek èn tot de bezigheidsman. De vertegenwoordiger schijnt op de tentoonstelling goede zaken gedaan te hebben.
't Algem. Ned. Verbond en de Ned. Z.Afrik. Ver. met reklamemiddelen.