Noord en Zuid.
Franskiljonnetje spelen.
Naar aanleiding van het aan Neerlandia ontleende stukje ‘Opgepast’ heeft de heer C.J. Erkelens aan de Brielsche Courant van 6 Maart een verklaring gegeven van het uitzenden van leerlingen naar België, om daar Fransch te leeren spreken. Hij achtte het niet geheel billijk, het bestuur der Vereeniging van Leeraren in Levende Talen hier te lande ‘aansprakelijk te stellen voor hetgeen anderen in zijn bedoelingen wenschen te leggen of voor datgene, waartoe onverhoopt zekere personen zijn werk zouden willen misbruiken.’
De Brielsche Courant vond uiteraard geen aanleiding, opmerkingen, die niet van haar waren, te verdedigen. Mr. dr. H.P. Schaap, secretaris der afd. Voorne en Putten van het A.N.V., heeft die taak van ons overgenomen en in een sympathiek ingezonden stuk uiteengezet, dat er natuurlijk niets op tegen is, de leerlingen naar de Fransche helft van den Staat België te laten gaan. Daar kunnen ze geen kwaad, al zal het (schrijft hij) geen fraai Fransch zijn, dat ze er zullen leeren.
‘Maar wél kwaad, en onberekenbaar kwaad, kunnen onze leerlingen doen in de Nederlandsche helft van den staat België, in Zuid-Nederland of - pars pro toto - Vlaanderen. In steden als Gent, Brugge, Antwerpen, Oostende, Mechelen, Leuven, Oudenaarde, Hasselt, Veurne, enz. enz. ja zelfs in het bolwerk van het franskiljonnisme, in Brussel, kunnen onze kinderen ontzettend veel kwaad doen èn.... ondergaan.
Ze zullen worden opgehitst tegen hun eigen volksgenooten, ze zullen dáár, in het land hunner broederen, die op het oogenblik een strijd op leven en dood strijden, (o zeker, ‘slechts’ met geestelijke wapenen!) Fransch moeten leeren parlevinken. Ze zullen hun Vlaamsche broeders en zusters als het ware in den rug leeren schieten.
Want een ieder Nederlander, man of vrouw, die in België benoorden de taalgrens Fransch spreekt, krenkt den Vlaming, - Wat erger is: pleegt verraad aan eigen volk en stam.’
Wij nemen deze warme woorden met groote instemming over, te meer omdat het Bestuur der Leerarenvereeniging niet geheel schijnt te voelen waar de schoen wringt. De aansprakelijkheid voor een besluit houdt immers niet op bij de goede bedoeling, maar strekt zich uit tot alle gevolgen, die ervan te duchten zijn, ook wanneer anderer kwaadwilligheid daarin de hand heeft.