Vlaanderen.
Vlaamsche Toestanden.
XXIII.
Onder de vele vraagstukken, welke, op dit oogenblik, de aandacht verdienen van de voorstanders der verdediging en verspreiding van de Nederlandsche kultuurgedachte, is er ongetwijfeld geen enkel dat, tegelijk, zóó nauw verband houdt met het allernieuwste op het gebied der techniek en de hoogste geestelijke belangen der volkeren in het algemeen en den Nederlandschen stam in het bizonder, als het radio vraagstuk. Immers, gedragen op de ethergolven, dringen voortaan muziek, zang en gesproken woord, zonder onderscheid van oorsprong, taal of nationaliteit, over de staatkundige grenzen en de hoofden van tolbeambten en rijkswachten heen, ongehinderd door, tot allen die ze willen opvangen en beluisteren. Geen regeeringsverbod, dat het binnenkomen van het gesproken radiowoord kan beletten, geen heffing van belasting, invoerrechten of wat ook bij het overschrijden - overgolven ware juister - van de staatsgrenzen door de geestelijke voortbrengselen van een ander volk. Zij zweven door de lucht, deze geestelijke waarden, onzichtbaar voor het oog van den scherpzienden tolkommies; zij zijn algemeen, internationaal bezit. Wie ze weet te vatten, kan ze hebben, zonder daarom iemand anders te beletten - de beruchte Mexikaansche hond zullen we maar niet wakker maken - er eveneens van te genieten en er geest en gemoed mede te verrijken.
Reeds honderden malen is - door beter versneden pennen dan de mijne - op deze gelukkige verruiming van den geestelijken horizont van den modernen mensch gewezen, waarnaast echter dient gezegd te worden, dat ook stemmen zijn opgegaan om te wijzen op het gevaar, dat, voor het behoud van het nationaliteitsgevoel en van sommige godsdienstige en sociale opvattingen, welke als de grondslagen van onze huidige maatschappij worden beschouwd, in een al te vrij gebruik der ethergolven besloten zou liggen. De Noordnederlandsche lezer weet er trouwens alles van en ik schrijf deze enkele regelen dan ook niet om mij te wagen in het onbloedige strijdperk, waar voor- en tegenstanders van een Nederlandschen nationalen omroep onlangs de kracht van hunne beweegredenen hebben gemeten, Wat ik beoog, is alleen maar, een oogenblik, de aandacht te vragen van alle goedgezinde stamgenooten, niet voor het Noordnederlandsche omroepvraagstuk dat, naar de kranten te oordeelen, het Nederlandsche volk (het weze dan om een meer moderne reden) in twee even scherp tegenover elkander staande kampen, als de Hoekschen en Kabeljauwschen het waren, heeft verdeeld, maar wel voor het radiovraagstuk, zooals vele Vlamingen het van hun zuidelijken hoek uit zien en ook benoorden Esschen wel eens gaarne bekeken zagen.
Hoe toch staan de zaken op radiogebied in Vlaanderen? Hebben de Vlamingen ook hun Hilversum en hun Huizen, hun A.V.R.O., hun N.C.R.V., hun V.A.R.A., enz.? Wordt, bij de Belgische uitzendingen, recht gedaan aan hunne taal, wetenschap en kunst? Denkt men er aan, ook langs dien weg, hun geestelijk peil - na het lange tijdperk van verwaarloozing, welke zij hebben beleefd - te verhoogen?
Helaas! het antwoord op al deze vragen moet wel alles behalve opgewekt luiden. Evenals het Vlaamsche volk nog altijd wacht op zijn eigen Universiteit, zoo moet het ook het volksuniversitaire ontwikkelingsmiddel der radiofonie zoo goed als geheel derven. Immers ‘Radio-Belgique’, het eenige belangrijke zendstation in België, is nog altijd niet tot het besef gekomen, dat ruim de helft van de luisteraars, voor welke het bestemd blijkt te zijn, Vlaamsch, d.i. Nederlandsch spreekt, het Vlaamsche land bewoont en dus wel iets meer verlangt dan de zoo goed als geheel op Fransche leest geschoeide programma's, welke, zooals dezer dagen door niemand minder dan een Belgisch oud-minister van Kunst en Wetenschap werd geschreven, meestal van een beschamende onbenulligheid zijn. Alle mededeelingen, zonder uitzondering, worden in het Fransch(?) gedaan, de persberichten zijn uitsluitend Fransch, de aankondiging der programma's en tot zelfs die van de zeldzame Vlaamsche sprekers, die om de acht of veertien dagen wel een heel kwartier lang aan het woord komen en van de uitzending der Antwerpsche Dierentuinconcerten, gebeurt in het Fransch alleen. Komt ergens een Fransch politicus over een soms zuiver politiek onderwerp spreken, dan besteedt ‘Radio-Belgique’ er zijn beste zorgen aan; grijpt echter een groote Vlaamsche plechtigheid - als de door 70 tot 80.000 menschen bijgewoonde Vlaamsche Yzerbedevaart b.v. - plaats, dan heet het, dat, om technische redenen, geen uitzending daarvan mogelijk is. Kortom, er wordt minder Nederlandsch gesproken door ‘Radio-Belgique’ dan Engelsch door sommige Fransche zendstations, minder aandacht gewijd aan de Vlaamsche kunst en wetenschap dan ‘Radio-Paris’ het aan het Provençaalsche of Bretonsche lied of de Baskische poëzie doet. Aldus moet, buiten de Belgische landsgrenzen, bij de vreemde luistervinken wel de indruk worden gewekt, dat het streven en leven van het Vlaamsche
element in België nauwelijks iets meer te beteekenen heeft dan het vage regionalisme, dat zich in sommige Fransche gewesten openbaart. Vreemd is het wel, dat de regeering een dergelijken toestand - die de misnoegdheid onder de overal en altijd nog als tweede-rangsburgers behandelde Vlamingen natuurlijk doet aangroeien - maar steeds laat voortbestaan. Nu is ‘Radio-Belgique’ geen staatsonderneming, maar toch is het de regeering, die haar de vergunning verleende tot het bouwen van een zendstation, het uitzenden van nieuwe berichten en muziekuitvoeringen en het dragen van een naam, die, naar buiten, wel degelijk laat veronderstellen, dat ‘Radio-Belgique’ het Belgische radiostation zou zijn. Er zou dus wel degelijk iets kunnen worden gedaan, indien men het van hoogerhand maar ernstig wilde.
Dr. C. Huysmans, de vóór enkele maanden afgetreden minister van Kunst en Wetenschap, had, in dit verband, het plan opgevat, mits verplichting en verhooging der jaarlijksche bijdrage van de Belgische luisteraars, een Nationaal Orkest samen te stellen, dat voor de uitzending van degelijke muziek zou zorgen. De jongste kabinetswisseling belette hem dit plan ten uitvoer te brengen. Zeer waarschijnlijk zou hij er dan ook wel in geslaagd zijn, het eentalig-Fransche karakter van ‘Radio-Belgique’, dat veel weg heeft van halsstarrige anti-Vlaamschgezindheid, te breken.