Het Nederlandsch Gezantschap te Brussel.
Met meer belangstelling dan bij vacatures van gezantschapsposten gebruikelijk is, werd algemeen de benoeming van den nieuwen Nederlandschen gezant te Brussel tegemoet gezien.
Dit is begrijpelijk.
De nabijheid van Brussel moge het den Minister van Buitenlandsche Zaken in Den Haag mogelijk maken in het diplomatiek verkeer met de Belgische Regeering zelf meer te doen dan waar het andere landen betreft, niemand zal toch ontkennen dat, gegeven de moeilijke vraagstukken, die tusschen beide landen hangende zijn, het van het grootste belang is, dat de gezant te Brussel aan zeer hooge eischen voldoet.
Dat de reeds lang verwachte benoeming van Jhr. Mr. O.F.A.M. van Nispen tot Sevenaer op dezen belangrijken post algemeen bevrediging heeft gegeven, is om meer dan één reden aanleiding tot groote voldoening. Daarin ligt immers de erkenning der groote verdiensten van dezen zoo uiterst sympathieken diplomaat, die ook buiten zijn ambt groote waardeering geniet.
Maar ook blijkt uit die algemeene instemming het oprechte verlangen van Nederland, om door uitzending van een der beste van zijn zonen duidelijk te kennen te geven, dat het groote waarde hecht aan oplossing der hangende moeilijkheden met België.
Zal de nieuwe gezant in Brussel een zware taak vinden, aan den anderen kant zullen hij en zijne innemende echtgenoote op die standplaats eindelijk wellicht eenige rust vinden. Rust immers werd hun in den laatsten tijd weinig gegund. Na zijn aftreden als voorzitter van de Tweede Kamer trad de heer Van Nispen 3 Jan. 1916 op als gezant bij het Vaticaan in tijdelijke zending, welke 29 Juni 1921 veranderd werd in vaste zending. Hij moest als zoodanig aftreden, toen 8 Juni 1926 dit gezantschap werd opgeheven. Hij werd toen benoemd tot gezant te Weenen om reeds een jaar later den post te Brussel te bezetten.
Zoowel in Rome als in Weenen genoten de heer en mevrouw Van Nispen de algemeene sympathie, hetgeen in belangrijke mate heeft bijgedragen om den gezant de vervulling van zijn taak te verlichten en voor zijn land - en dit geldt wel vooral den zeer belangrijken post bij het Vaticaan - nuttig te zijn.
Oprechte warme Vaderlanders zijn zij beiden, de gezant en mevrouw Van Nispen. Wij hebben er doorloopend in ons Verbond de bewijzen van ontvangen.
De heer Van Nispen werd lid van het Hoofdbestuur 23 Mei 1903 als afgevaardigde van Groep Nederland en bleef dit tot zijn benoeming als gezant bij het Vaticaan hem in 1915 dwong te bedanken. Eén jaar (October 1906 - October 1907) was hij ondervoorzitter. Toen trad hij als zoodanig af wegens