onbegrijpelijke begreep of meende te begrijpen.
Dit en veel meer is bij 's mans dood en zijn begrafenis door geleerden uit alle landen gezegd. Lijsten zijn gegeven van zijn werken, zijn stichtingen, zijn onderscheidingen. Zijn roem is gevestigd in alle landen; geleerde genootschappen rekenden het zich tot een eer, hem het lidmaatschap te mogen aanbieden, denkers tot een vreugd, zijn meening te mogen hooren over hun gedachten. In elk middelpunt van natuurkundig onderzoek in oude en nieuwe wereld trachtte men dezen Nederlandschen geleerde te gast te krijgen tot uiteenzetting van zijn inzichten en vondsten, tot leiding van de besprekingen. Op lands- en wereldcongressen had zijn woord gezag. Bij zijn dood kwam rouwbeklag van de regeeringen en de hoven.
Het glanspunt in de loopbaan van dezen buitengewonen man was ongetwijfeld de hulde, die hem in December 1925 gebracht werd, ter herdenking van zijn bevordering tot doctor in de natuurwetenschappen vóór vijftig jaren. Niet minder dan twintig volken waren bij deze hulde te Leiden vertegenwoordigd. Mevrouw prof. Curie zeide daarbij o.a., dat bij de stichting van het ‘Wereldinstituut voor Natuurkunde’ de medewerking van de uitmuntendste natuurkundigen alleen verkregen werd, toen men de zekerheid had, dat ook Lorentz zijn krachten daaraan gaf. De wijs, waarop hij het voorzitterschap had bekleed, had de toekomst van die instelling verzekerd. Uit naam van een aantal wetenschappelijke instellingen in het buitenland, bracht vervolgens de beroemde prof. Einstein aan Lorentz dank voor hetgeen hij voor de wetenschap was geweest en schetste uitvoerig den grooten invloed, door Lorentz op de ontwikkeling daarvan geoefend. Tegelijkertijd bracht hij hem hulde voor hetgeen hij - door de geleerden der voormalige oorlogvoerende landen weder tot elkaar te brengen - gedaan had om de wonden, door den oorlog geslagen, te heelen en de eendracht tusschen de volken te herstellen.
In de hartelijke en eenvoudige toespraak, waarmede Lorentz mevrouw Curie en de andere buitenlandsche geleerden voor hun aanwezigheid bedankte, draaide hij een heele rolprent van beroemde namen af, grootendeels Nederlanders, wier medewerking hij dankbaar herdacht. ‘In ons kleine landje’, zeide Lorentz daarbij, ‘wordt door de overheid en door particuliere instellingen heel wat gedaan voor de wetenschap.’ Het deed goed, van een zoo gezaghebbende persoonlijkheid deze erkenning te hooren. Tevoren was erop gewezen, dat Nederland gemeten naar het aantal vierkante kilometers weinig beteekent onder de volken. Wanneer echter elke vk. kilometer zooveel vruchtbaarder blijkt voor de beschaving dan een vk. kilometer in andere landen, verandert het aanzicht van die beteekenis volkomen. ‘Misschien beteekenen wij toch meer dan wij zelf denken’, zei de toenmalige ministerpresident H. Colijn. Dat staat wel vast.
Heel ons volk mag er trotsch op zijn, dat ook deze baanbreker der wetenschap uit Nederland is voortgekomen. Lorentz heeft de beteekenis van ons land verhoogd. Hij, als zooveel andere Nederlanders, die in steeds dichter volgorde ons land verheffen - hun namen kent iedereen - doen niet alleen het onzinnige gepraat teniet, als zou er geen Nederlandsche wetenschap bestaan, maar werken met kracht aan de heerlijke taak, die wetenschap weer groot, geëerd en wie weet? - tot de eerste der wereld te maken!