zen, want Den Haag schijnt aan verzoening en kalmeering gewend te zijn. Geen atmosfeer was gunstiger voor het werktuig van eendracht, door den Volkenbond gesmeed, en dat meermalen nuttig heeft gewerkt. Nederland kan er trotsch op zijn, souvereine rechters te huisvesten, zonder gelijken, zonder appèl, die de schitterende taak vervullen: het recht aan de volken te verkondigen.
De Philosophischer Weltanzeiger teekent aan, dat ‘ofschoon Nederland niet tot de klassieke landen der wijsbegeerte behoort’ het van alle landen der wereld het grootste aantal wijsgeerige tijdschriften per hoofd der bevolking bezit en dat, wie heden grondig Hegel wil bestudeeren, Nederlandsch moet kennen.
Wij moeten 't waardeeren dat dit in een buitenlandsch blad gezegd wordt. Dat maakt in zekere kringen in zeker land, waar men met alle geweld elkaar - en nog liever aan anderen, die den Nederlanders zeer na staan in den bloede - wil wijs maken dat geen wetenschappelijke werken in 't Nederlandsch verschijnen, meer indruk dan wanneer Nederlanders het zeggen. Wij bevelen het Duitsche blad echter aan, zijn tusschen aanhalingsteekens geplaatste opmerking te willen herzien. De schimmen van Erasmus en Spinoza - om de grootsten te noemen - zullen anders vrij spoedig te Schönwalde komen spoken.