Ingezonden.
Het Spellingvraagstuk.
Geachte Redaktie,
Vergun mij, enige ernstige bezwaren uiteen te zetten tegen de brief die het Hoofdbestuur onlangs aan de Minister van Onderwijs schreef over het spellingvraagstuk.
Reeds de eerste alinea is in staat om bij de lezers van Neerlandia die van het spellingvraagstuk slecht op de hoogte zijn - en dat zijn er stellig 90% - verkeerde denkbeelden te vestigen of te versterken.
De zogenaamde vereenvoudigde spelling is niet ‘samengesteld door Dr. Kollewijn’, maar ontworpen door twee breed opgezette kommissies, in 1892 en 1903, waarin taalgeleerden, letterkundigen, onderwijsmannen en journalisten zitting hadden. Het gezag van die spelling berust dus op georganiseerde samenwerking.
Voor die spelling voert ‘een Vereeniging’ propaganda. Daarbij dient vermeld te worden: in samenwerking met ongeveer alle onderwijsorganisaties, bij openbaar en biezonder onderwijs, waarvan de vertegenwoordigers juist onlangs zitting namen in ons Hoofdbestuur, en dus mede leiding geven.
Die Vereniging tracht haar doel te bereiken ‘door medestanders te kweeken’. En - wat voornamer is! - door die spelling in praktijk te brengen, met het gevolg dat een reeks belangrijke werken in die spelling geschreven zijn en het publiek in tal van tijdschriften en weekbladen er sinds vele jaren min of meer aan gewend geraakt is. Juist dat feit heeft de tegenstand in de laatste kwarteeuw sterk verminderd, en de kans op invoering vergroot.
‘Zonder inmenging van de Regeering’ meent die Vereniging haar doel te kunnen bereiken. Maar weet het Hoofdbestuur niet, dat van onze zijde herhaaldelik, gesteund door de onderwijsorganisaties, aangeklopt is bij de Regering, omdat het duidelik was, dat geen oplossing te verkrijgen is, zolang de Regering officieel de oude spelling handhaaft? De instelling van twee Staatskommissies was juist het gevolg van deze aandrang!
Tot zover de aanhef. Ernstiger nog zijn de bezwaren tegen de hoofdinhoud. Voortdurend wordt hier gesproken van een taalvraagstuk, van gewijzigde taal-regels. Dat is toch niet hetzelfde als een spelling-vraagstuk en vereenvoudigde spellingregels! Dit is geen vitterij op een verkeerd gekozen woord: het gehele stuk is doortrokken van begripsverwarring. Dr. Abr. Kuyper vergeleek eens de verhouding van de spelling tot de taal met die van de huid en het lichaam: de huid deelt in de groei van het organisme. Dat is absoluut onjuist. Van taalgroei kan men desnoods spreken, maar spelling is een zuiver konventionele aanduiding. Het is zeer wenselik dat de steeds achterblijvende spellingklok van tijd tot tijd verzet wordt, maar een noodwendigheid is het niet. De spelling kan eeuwen-lang bij de taalontwikkeling achter blijven: men denke slechts aan het Frans en het Engels!
Wijziging of vaststelling van taal-regels aan een Regering te vragen, is een dwaasheid. Wat wij van de Regering vragen, is de toestemming om de hedendaagse schrijfwijze met de hedendaagse taalregels in overeenstemming te mogen brengen. De buigings-n's die wij wensen te schrappen, zijn alleen die tekens, waaraan in de beschaafd-gesproken taal geen klanken beantwoorden, d.w.z. die volgens de taalregels niet in de algemene taal bestaan. Worden ze in gedichten, in kanseltaal wèl gehoord, dan dienen ze in die taal natuurlik wèl geschreven te worden.
Een tweede hoofdbezwaar is het gebrekkige inzicht in de aard van het spellingvraagstuk, waarvan deze brief getuigt. Wie zich de werkelikheid voorstelt, zal begrijpen dat spellingwijziging niet op één dag, bij Regeringsbesluit tot stand komt. Het oudere geslacht blijft nog vele jaren de oude spelling, op school geleerd, schrijven. Vredig zullen oude en nieuwe spelling, ook in dezelfde tijdschriften en kranten, naast elkaar moeten voortleven. Die overgangsperiode schat ik op 10 à 20 jaar. Ook onze Vereniging heeft als einddoel: spellingeenheid voor het gehele volk, op een prakties-bruikbare grondslag. Zou het dus geen grove fout zijn, wanneer onze Vereniging, zodra de eenheid hersteld was, begon te ijveren - natuurlik metterdaad, want een andere propaganda treft geen doel - voor een nieuw stel vereenvoudigingen? Het spreekt m.i. vanzelf dat de Vereniging dan ontbonden moet worden. Na de onvermijdelike last van de overgangstijd zal er een grote behoefte komen aan rust.
Geheel iets anders is, dat aan een geleerde of aan een kleine Kommissie, met gezag bekleed, nà de hervorming opgedragen zou worden, techniese moeielikheden te regelen, kleine geschilpunten te beslissen, door de redaktie van een officiële Woordenlijst op zich te nemen; voor de steeds verschuivende groep van de bastaardwoorden zal dat niet overbodig zijn. Dat zal dan geschieden op een dergelijke wijze als nu reeds Dr. A. Kluyver de opeenvolgende drukken van De Vries en Te Winkel's Woordenlijst herzag. Maar dat is heel iets anders dan dat een Kom-