Maurits Josson †.
Voor velen misdadige verblinding zelfs, voor anderen historisch verklaarbaar gevolg van een eeuw van onrecht, is het feit, dat gedurende de duitsche bezetting van België, Vlamingen, niet den wil hebben gehad zich blijvend bij Duitschland aan te sluiten, maar gebruik te maken van de tot nu toe ijdele kans op vrij eigen bestaan; zij wilden dat uit hartstocht voor hun Vlaamsche land en volk. Neerlandia oordeelt in dezen niet, maar misschien vergunt het mij de openlijke erkenning, dat ik onder de door de Belgische politiek vervolgden zooveel nobele menschen heb leeren kennen. En onder hen was Maurits Josson.
Ik weet wel, hij aanvaardde een professoraat aan de Vlaamsche Hoogeschool te Gent, hij is geweest lid van den Raad van Vlaanderen en nog veel meer, maar ik zal mij wel wachten daaruit gevolgtrekkingen te maken, beleedigend voor zijn karakter. Zuiverder belangeloosheid dan hem zijn leven lang heeft bezield, wordt schaars gevonden, en mij zal altijd blijven drukken het gevoel van onmacht dat ik had, toen ik hem in zijn bittere ballingschap niet meer en beter heb kunnen helpen. Gelukkig zij, die blijkbaar dit wel hebben kunnen doen.
Ik ken zijne boeken, getuigende van het vaste geloof aan de eeuwenoude vijandschap van Frankrijk tegen Vlaanderen, en van de vaste overtuiging, dat de breuk tusschen noord en zuid niet had gehoefd, maar schuld was van de politieke vijanden, Franskiljons, Franschen en Walen. Aan den Nederlandschen stam had hij zijn hart verpand; huis en haard heeft hij indertijd verlaten om met de Boeren te vechten. Alles had hij over, te veel wellicht, misschien in vrome verdwaasdheid, als een argelooze held, voor het ideaal, dat hij trouw is gebleven. En toen zijn zaak, Vlaan-