Nouveau’ te Parijs is verschenen. Chailley ziet het als een eigenaardigheid van Nederlanders en Engelschen, dat ze hun fouten niet bemantelen.
‘Nederland vooral heeft niets verzwegen, zijn winstbejag, wreedheden noch onrechtvaardigheden, daarna zijn gewetensknagingen en berouw, noch eindelijk zijn liefde voor de aan zijn zorg toevertrouwde volken’. Chailley prijst Nederlands koloniale litteratuur als ongemeen rijk en enkele van zijn bestuurderen en schrijvers (op dit gebied) als ongeëvenaard. Aan de School der Staatswetenschappen, waar hij de vergelijkende kolonisatie onderwees, ried hij de studenten dikwijls aan, Nederlandsch te leeren, hetzij om hun koloniale werken te kunnen vertalen, hetzij om ze ten behoeve van de Franschen te kunnen herschrijven.
De huldiging van den Nederlandschen gezant in de Vereenigde Staten, dr. J.H. van Royen, door de Saint Nicolas Society te New York, was een verrassing, wanneer men bedenkt, hoe kort de heer Van Royen zich nog pas in de Vereenigde Staten bevindt. Er was geen bijzondere aanleiding; men vond alleen, dat aan Nederland en de Nederlanders in den laatsten tijd wat weinig aandacht was geschonken. Een uitgelezen gezelschap was aan den feestdisch vereenigd en prof. Murray Butler vestigde de aandacht op den invloed van het Nederlandsche volk op het karakter van New York en op de beschaving der menschheid in het algemeen.
Welk een internationale taak de Nederlandsche Bank in de laatste jaren is gaan vervullen, heeft een Amsterdamsche briefschrijver van de Nieuwe Rotterdamsche Courant in het licht gesteld. Zij heeft in 1924 hulp verleend voor de stabilisatie der Duitsche mark en later de stabilisatie der munt in Polen en België geleid. De Nationale Bank en de gouddiscento-bank van België hebben van het haar geopende krediet nooit gebruik behoeven te maken: de psychologische uitwerking van den uit Amsterdam toegezegden steun was voldoende.
Uit de wetenschappelijke wereld zij herinnerd aan de hulde, door een groot aantal van de voornaamste scheikundigen uit alle landen aan dr. Ernst Cohen bij zijn 25-jarig hoogleeraarschap te Utrecht gebracht. - Prof. Keesom te Leiden werd het eeredoctoraat der Technische hoogeschool te Warschau aangeboden. Hoogleeraren uit Petersburg, Japan en Gent kwamen naar Leiden, om in het Cryogeen-laboratorium onderzoekingen te doen. - Prof. C. Feldmann te Delft werd tot voorzitter benoemd van de Internationale Electrotechnische Commissie te Florence.
Te Praag heeft op het Internationale Congres voor aardmeetkunde en aardphysica dezen zomer prof. Vening Meinesz ontzaglijke belangstelling gewekt met zijn voordracht over de bevindingen zijner duikbootreis. De voorzitter gewaagde van een ‘bewonderenswaardig en grootsch geodetisch werk.’
Uit het kunstleven zij aangestipt het feit, dat Van Eedens ‘Kleine Johannes’ dezer dagen in het Esperanto is verschenen.
‘Lees de reisverhalen van Gerrit de Veer en Bontekoe’, zoo zeide prof. Kernkamp in zijn te Rotterdam gehouden voordracht over de Oudhollandsche zeevaarders. Die zijn gelukkig nog niet uitgestorven, naar de reddingen van den laatsten tijd bewezen. De bemanning der ‘Barendrecht’ vischte uit den Atlantischen Oceaan een vrouwelijke Icarus op: Ruth Elder, wier vlucht uit Amerika in de golven was geëindigd. De redding van de schipbreukelingen der ‘Prinses Mafalda’ door de bemanning der ‘Alhena’ was een wonder van zeemansbeleid en zeemansopoffering en de Italiaansche gezant te Rio de Janeiro bracht ontroerd hulde aan Nederlands vlag en den dank van heel Italië aan de Hollandsche zeelieden voor de daden van moed en volharding bij deze redding verricht. De ‘Volendam’ van de Holl.-Amerika lijn redde een sloep vol vluchtelingen, midden op den Oceaan. De New-Yorksche briefschrijver van de Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef, dat men geen verlucht blad kon opnemen, zonder afbeeldingen van Nederlandsche redders te zien.