Neerlandia. Jaargang 30
(1926)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[p. 200] | |
Een onverklaarbare aanval op den ‘Nederlandsche Bond in Duitschland’.Ieder die weet, welk Sisyphuswerk het is, het Nederlandsche stambewustzijn en het Nederlandsche saamhoorigheidsgevoel telkens opnieuw den berg op te sleepen, zal versteld staan over een schijnbaar weloverdachten en met zorg beraamden aanval van den Berlijnschen berichtgever der Maasbode op den Nederlandschen Bond in Duitschland. Deze Bond tracht de Nederlanders in Duitschland samen te brengen, hun liefde voor het vaderland en hun taal wakker te houden, in een woord, hen Nederlanders te doen blijven of, zoo zij reeds afzakten - waartoe ons nationaal zwak maar al te dikwijls neigt - hen weer tot heele Nederlanders te maken. De berichtgever van het Rotterdamsche blad.... keurt dien arbeid af! Hij noemt deze actie ‘bijzonder stuitend’, den Bond en zijn streven ‘een aanvechtbare1) aangelegenheid’ en vindt, dat wie geen braaf Nederlander kan zijn uit kracht van eigen overtuiging ‘maar naar de maan moet loopen’. Wie dezulken trachtte tegen te houden, heeft daartoe ‘zijn gevoel van eigenwaarde moeten overwinnen’. Veel liever moesten wij ‘erop uittijgen de versmelting (bedoeld is natuurlijk samensmelting) van onze landgenooten met hun Duitsche omgeving te vergemakkelijken’. Deze aanval op den ideeëlen arbeid, waaraan eenige der beste vertegenwoordigers van ons volk hun tijd en krachten geven, in een blad, dat, meenden wij, goed Nederlandsen voelde, maakt een pijnlijken indruk. Onverklaarbaar noemden wij dien aanval, daar toch de Nederlandsche Bond in Duitschland onder zijn hoofdbestuurders van den aanvang af een groot aantal vrome Katholieken heeft geteld; zijn eerste voorzitter een Katholiek was, evenals een der eerste redacteuren van zijn blad, die later zelfs bondssecretaris werd, evenals een zijner ondervoorzitters en verschillende groepsbestuurders. Niet minder, omdat een der meest geziene Katholieke Nederlanders Jhr. mr. R.J.M. Ruys de Beerenbrouck, de voormalige eerste minister, het werk van den Bond nog niet lang geleden geprezen heeft. Hij schreef in de Post van Holland van 18 October 1924: ‘Niet genoeg te waardeeren valt de werkzaamheid van eene vereeniging, die zich ten doel stelt de saamhoorigheid van Nederland in den Vreemde te bevorderen, die de herinnering aan het dierbare Vaderland levendig houdt en door den omgang van landgenooten als het ware een sfeer van exterritorialiteit schept. Onverklaarbaar tenslotte, omdat de R.K. St.-Jozefvereenigingen in hoofdzaken naar hetzelfde doel streven als de Nederlandsche Bond - al stellen zij het Nederlandsch houden van R. Katholieke landgenooten voorop. Ook deze trachtten de Nederlanders in Duitschland bij elkaar te krijgen en te houden en werkten dus in nationale (door de Maasbode nationalistisch genoemde) richting. De N.B.i.D. heeft daarom van den aanvang af getracht tot samenwerking met de genoemde federatie te komen, doch daarbij altijd tegenstand en zelfs tegenwerking ondervonden. Een nationaal streven tegengewerkt door eigen landgenooten! Die bovendien Rijkssteun genieten voor eenzelfde taak! Verleden jaar immers zijn voor het werk der St. Jozeforganisatie rijksgelden gevraagd en toegestaan. Het artikel der Maasbode, dat door Hollandia, het orgaan der St.-Jozefvereenigingen is overgenomen, komt op een voor den Nederlandschen Bond in Duitschland zeer ongelukkig oogenblik, n.l. juist vóór de behandeling der begrooting, waarop een subsidie voor den genoemden Bond is uitgetrokken. Heeft de redactie van Hollandia daaraan niet gedacht? Het gevaar is niet gering, dat er Kamerleden te vinden zullen zijn, om op grond van het geschrijf der Maasbode het toekennen van dit subsidie te bestrijden, hetwelk zoo hoog noodig is, wil de Bond krachtig zijn taak kunnen vervullen om Nederlanders ‘die een Hollandschen pas in den zak en een Hollandsch hart in de borst dragen’, te behouden voor ons volkswezen en onze taal. |
|