Buitenland.
Het achtste Congres van den Nederlandschen Bond in Duitschland.
Het Hoofdbestuur van het A.N.V. heeft de laatste jaren de goede gewoonte, zich op de Congressen van den Ned. Bond te doen vertegenwoordigen.
Al is deze Bond in Duitschland nog geen onderdeel van het A.N.V., omdat zijn uitsluitend Nederlandsch karakter niet ten volle past in het Grootnederlandsch verband, toch is er een belangengemeenschap, die tot uiting komt door het raadgevend-lidmaatschap van Jhr. Wittert, oud-voorzitter van den Ned. Bond in Duitschland, in ons Hoofdbestuur. Hij was te Crefeld aanwezig en stak den talrijken deelnemers 8 October, op den feestavond, met zijn opwekkelijk woord een hart onder den riem, hetgeen in anderen stijl ook de oud-minister Dr. Schokking deed met zijn gloedvolle rede over den plicht en den drang der Nederlanders in den vreemde, de liefde tot hun land hoog te houden. Dat land en zijn regeering hebben zich wel eens minder gelegen laten liggen aan den N.B.i.D., die, daar de overgroote meerderheid der duizenden leden arbeiders zijn, voortdurend met geldzorgen te kampen heeft. Maar de aanwezigheid van verscheiden Nederlandsche Consuls in Duitschland: Schrikker, Ter Horst, Nieuwkamp, Van Lith, Schmid; den hoofdinspecteur van het L.O. den heer Rienks, den leider der Nederlandsche leergangen in Westfalen en de Rijnprovincie, die den Minister van Onderwijs vertegenwoordigde; van Mr. Van Schaick, die in verband met de uitkeeringen aan noodlijdende Nederlanders in Duitschland woorden van uitleg en bemoediging sprak; en - lest best - de op de Staatsbegrooting voor 1928 in uitzicht gestelde eerste subsidie van f 5000.- heeft de gemoederen hoopvol gestemd.
Onze voorzitter, de heer De Kanter, die met de heeren Von Weiler en Van Son namens het Hoofdbestuur de druk bezochte Zondagvergadering bijwoonde, getuigde er in een opwekkend woord van, dat de lezing van het pessimistische jaarverslag van den ijverigen Bondssecretaris, den heer Blanche Koelensmid, hem eenigszins in tegenspraak leek met de groote belangstelling ter vergadering, hetgeen hij in verband brachtmet de echt Nederlandsche eigenschap, om gauw te klagen, maar ook om zich krachtiger in te spannen, naarmate de zaken slechter gaan. Dit gaf hem de overtuiging, dat de Bond, vooral als nu de Ned. Regeering haar zeer gewenschten steun gaat verleenen, nog een schoone toekomst tegemoet gaat, hetzij als onderdeel van het A.N.V. of als zelfstandige Bond in nauwe samenwerking met ons.
Dat ons Verbond daartoe reeds veel bijdraagt, toonde het herhaaldelijk door geldelijken steun, door zendingen van boeken en tijdschriften en door vraagbaak te zijn. Onze hoofdvertegenwoordiger voor Duitschland, Ir. Overhoff te Berlijn, die op geen Congres van den Bond ontbreekt, is daarbij de verbindende schakel.
Wij kunnen met het oog op onze zeer beperkte plaatsruimte geen uitvoerig verslag geven van het Congres te Crefeld, dat uit den aard der zaak niet de belangrijkheid had van het lustrumcongres te Essen ten vorigen jare gehouden; maar we mogen toch niet eindigen, zonder een woord van waardeering voor de algemeene leiding van den Bondsvoorzitter Hering en die der plaatselijke commissie onder aanvoering van de heeren Consul, Schrikker en Schaap, voorzitter der Ned. Kamer van Koophandel te Crefeld, Mooren en Clabbers, voorzitter en secretaris der feestcommissie; waarbij we onwillekeurig terugdenken aan de zangvereeniging ‘Ons Vaderland’ en de jonge dames, die in reigenvorm de elf provinciën voorstelden.
En dan rest ons, ons over drie feiten bijzonder te
Vergadering van de Evang. Luth. Synode van Esperito Santo. (Brazilië)