is het te betreuren, dat de beoefenaars der wetenschap dat bij ons alleen hebben kunnen bereiken door een deel hunner werken in vreemde talen te schrijven. Toen nog het Latijn de algemeene taal der wetenschap was, had ieder geleerde zich die moeite te getroosten; nu hebben de Duitsche, Fransche en Engelsche geleerden op ons voor, dat de inkleeding hunner denkbeelden in hun eigen taal hun veel minder moeite kost dan ons, die dat - en toch altijd nog gebrekkig - in vreemde taal moeten doen, of, geven wij ons die moeite niet, gevaar loopen ongelezen te blijven. Ook daarin is veel verbetering gekomen: het aantal vreemde geleerden, dat Nederlandsch verstaat, is niet meer gering; maar is eenmaal dat Groot-Nederland gevormd, dat het A.N.V. bedoelt, dan zal ook de kennis van onze taal buitenslands nog belangrijk toenemen.
Dat zal natuurlijk ook onzen handel, onze nijverheid ten goede komen. Ook daarbij zal het een groot voordeel zijn, als wij wat meer dan nu het geval is, onze briefwisseling in het Nederlandsch zullen kunnen voeren. Voorloopig echter is het genoeg, wanneer wij maar hierop het oog gericht houden, dat wij met allen, die buiten ons vaderland tot den Nederlandschen stam behooren, in onze eigen taal onze handelsbelangen bespreken. Dat zal bovendien ook bij onze handelsvrienden nog de overtuiging versterken, dat wij niet alleen handelsvrienden, maar vrienden in den ruimeren zin des woords zijn en dat zij daarom liever onze waren moeten koopen, onze schepen moeten gebruiken, dan die van vreemden, wanneer wij hun maar - dat spreekt van zelf - even goede waar geven voor hun geld. Ook in handelsbelangen moet Groot-Nederland zich meer en meer één gaan gevoelen en, is het daarmee nog niet in allen deele zóó, als wij dat zouden wenschen, dan is de oorzaak daarvan vooral, dat er nog altijd niet genoeg, niet bij voorkeur, betrekkingen zijn aangeknoopt van de Zuid-Nederlanders en de Zuid-Afrikaners met Noord-Nederland. Het aanknoopen van die betrekkingen te vergemakkelijken o.a. door het aanstellen van meer ambtelijke handelsagenten, of consuls en het tot stand brengen van meer stoomvaartlijnen, door het sluiten van voordeeliger posten telegraafverdragen, de bevordering daarvan behoort almede tot de taak van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Denkt eens na, hoe onze welvaart zou toenemen, wanneer de Zuidnederlandsche nijverheid en de Noordnederlandsche handel elkaar steunden, wanneer de schatten van dat rijke en uitgestrekte Zuid-Afrika bij voorkeur hierheen werden gezonden, om van hier uit op de Europeesche markt te worden gebracht.
In Nederland heeft het A.N.V. vooral ook zich tot taak gesteld den nationalen trots, het gevoel van nationale waardigheid aan te kweeken, d.w.z. met volle waardeering van al het goede, dat andere volken bezitten, met den vasten wil met andere volken in vrede en vriendschap te leven, toch niet te vervallen in aanbidding van het vreemde, maar op te komen voor de waardigheid, de kracht, vooral het goede van ons eigen volk, met den vasten wil de uiterste krachten beschikbaar te stellen, om Nederland met een schitterende geschiedenis en groote beteekenis in het heden voor het nageslacht ongeschonden te bewaren en verder te voeren op den weg van beschaving en voorspoed.
Nog een andere taak heeft het A.N.V. zich aangetrokken.
Zeer ingrijpend zijn de veranderingen, die zich in Nederlandsch-Indië ontwikkelen. De ongekende welvaart en de toenemende beschaving der daarvoor in aanmerking komende inlandsche elementen zijn oorzaak, dat zich daar in het Oosten geleidelijk een Nederlandsch gebied van buitengewone beteekenis ontwikkelt, waar de drang naar medezeggenschap zelfs van zelfregeering, zich steeds sterker doet gevoelen.
Het is de taak van Nederland aan dien drang leiding te geven en dat Nederlandsche gebied te besturen in overeenstemming met de steeds verder doordringende beschaving en welvaart onder de inlandsche volken.
En het is de taak van het A.N.V. op zijn bescheiden terrein mee te werken om, hoe ook de staatsvorm, de medezeggenschap althans, zich verder zal ontwikkelen, te bevorderen, dat de inlandsche volken daarbij Nederland zullen blijven beschouwen als het land, waarvan zij voor behoud en verdere ontwikkeling van een goed geregeld Staatsbestuur zich afhankelijk zullen blijven gevoelen.
Nederland en Indië dus één in nauw Staatsverband tot handhaving van beider welvaren, op stoffelijk en geestelijk gebied.
De uitgebreide werkkring van het A.N.V. is hiermede in het kort geschetst.
Om iets te kunnen bereiken, is samenwerking noodig, samenwerking van allen, die voelen voor de groote belangen, welke het A.N.V. dient, onverschillig welken godsdienst men belijdt, welke politieke beginselen men toegedaan is.
In het A.N.V. werken mitsdien personen samen van de meest uiteenloopende politieke en godsdienstige beginselen.
Dat die kring zich belangrijk moge uitbreiden!
Daartoe zij dit geschrift een krachtige aansporing.