Neerlandia. Jaargang 30
(1926)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFransch-VlaanderenGroeikracht.Het is niet alleen belangstelling voor het oude stamland, welke den heer L. de Wijck zulk een warm artikel in de Mercure de Flandre van Febr.-Mrt. over het bekende boekje van mr. W.J.L. van Es ‘De Fransche Nederlanden’1) in de pen gaf. Er vertoont zich groeikracht in Fransch Vlaanderen. Vele verschijnselen daarvan bespraken wij in vorige nummers. Dit stukje van een Fransch-Vlaming is weer zoo'n uiting. Opmerkelijk is de verschijning juist nu: negen jaar nadat het boekje van den heer Van Es uitkwam, zestien jaren nadat de oorspronkelijke reisbrieven in Neerlandia verschenen. Er is ontwaking; men begint te zien. Met groot genoegen lazen wij het stuk. De schrijver is goed op de hoogte van hetgeen er na de bedoelde reisbrieven over Fransch Vlaanderen geschreven is. Hij waardeert de studie, die de heer Van Es van land en volk heeft gemaakt. Dat hij het eerste hoofdstuk onder het opschrift De Nederlanden eenigszins verward noemt, komt wellicht, doordat verschillende geschiedschrijvers van den zeer ouden tijd verschillende namen gebruikt hebben, om de Nederlanden aan te duiden. Aandacht verdienen zijn opmerkingen over de taalgrens, ten opzichte waarvan hij het met den heer Van Es niet eens is. Naar zijn meening hebben J.E. van den Driessche in ‘Flandre et France’ (Mercure, Mai 1926), L. Everard in ‘La Race Flamande’ (Mercure Juillet 1926) en anderen overtuigend aangetoond, dat de grens van het Nederlandsche vaderland niet gevormd werd door de Aa en de Leie, maar dat het ‘drieëenig Vlaanderen’, dat aan Valentijn Bresle zoo dierbaar was, ook Armentières en Rijsel, Roodebeke en Toerkonje omvatte, even goed als Duinkerken, Hazebroek, Winoksbergen en Kassel. Wat hiervan te zeggen? In de Middeleeuwen strekten de grenzen van het Dietsch (thiois) zich uit tot bij Boonen (Boulogne sur Mer) en omvatten een groot deel van Artesië (Artois). De IJslandsche sagen noemen heel den Litus saxonicum, heel de Vlaamsche kust van Boonen af, Friesland. Het aloude Vlaamsche volk trok onder den naam van Friezen uit en bevolkte Brittannië, dat Engeland werd.2) De Noormannen hielpen zij Normandië veroveren. Vele jaren geleden heeft Johan Winkler aandacht gevestigd op dit zuidelijkste Nederlandsche bolwerk, dat zoo Nederlandsch is in merg en been. Armentières, Rijsel enz. hebben geschiedkundig alle recht tot de Fransche Nederlanden te worden gerekend. Ze behoorden tot het oude graafschap Vlaanderen, dat later in een ‘Vlaanderen flamingant’ en een ‘Vlaanderen gallicant’ uiteen viel. De Vlaamsche invloed is steeds groot geweest met name te Rijsel, waar bijv., ook de Rekenkamer gevestigd was. Tegenwoordig wordt daar en vooral te Toerkonje weer zeer veel Vlaamsch gesproken en, indien wij vooralsnog aarzelen, de taalgrens reeds zoo ver zuidelijk te verschuiven, het heeft er allen schijn van, alsof - ook dank zij de Vlaamsche groeikracht - de heer De Wyck binnen niet al te langen tijd gelijk zal krijgen. Dat hij met zijn bespreking van mr. Van Es' boekje een tijdje gewacht heeft, heeft zijn kans daarop vergroot!
De schrijver in de Mercure heeft nog een tweede aanmerking, ten deele op het hierbedoelde boekje, ten deele op Nederlandsche geschriften in het algemeen: hij vindt, dat wij zooveel vreemde woorden gebruiken en zooveel woorden van Franschen stam. Zelfs in de eerste tijdschriften bij ons vindt hij dikwijls uitdrukkingen die ‘een treurig mengsel zijn van Fransch en Vlaamsch’ Zeer waar! En toch.... Fransch Vlaanderen leeft nog taalkundig in den tijd van Cats en moet noodzakelijk menig woord, dat volkomen Nederlandsch is geworden, vreemd vinden. Laten wij door uitwisseling van gedachten en geschriften trachten bijeen te houden, wat nog van het oude Dietsch over is. Ook ter versterking van onze taal tegen die van onze andere buren, aan welke zij maar steeds voortgaat, sappen te ontleenen. |