Dietsche kantteekeningen.
Nederlandsch Koloniaal beleid.
Herhaaldelijk wordt in den laatsten tijd het Amerikaansche beleid op de Philippijnen met het Nederlandsche in onze Oost vergeleken,
In de Amerikaansche Nation stelt Fr. P. Keyes beide stelsels tegenover elkaar. Beide Westersche volken staan in hun verhouding tot de Maleische bevolking voor een gelijksoortige taak. Maar de kloof tusschen de beide rassen is op Java op verre na niet zoo diep als op de Philippijnen,
Waaraan ligt dit? Aan ‘the virtue of shaking hands’. Aan het Nederlandsche stelsel om zich den inlander te vriend te maken.
‘De Javanen werken tegen onbegrijpelijk lage loonen; hun woningen weten niet van de hygiënische hervormingen, die de Amerikanen den Filipino's hebben opgedrongen. Hun dorpsscholen - het is vuige laster te beweren, dat Nederland den inlanders geen onderwijs verschaft - maken geen gunstig figuur naast de stevige steenen gebouwen op de Philippijnen (de scholen te Bandoeng roemt schr. echter als model-inrichtingen).
Maar wanneer een Javaansch blad ooit zulke taal tegen de Nederlanders durfde uitslaan als verscheiden nieuwsbladen van Manila dagelijks ongehinderd op hun voorbladzijde tegen de Amerikanen richten, dan zouden ze terstond streng gestraft worden. Intusschen heerschen op Java orde, vrede en voorspoed in hooge mate, op de Philippijnen vindt men hevige ontevredenheid, woelingen, ongeregelde financieele toestanden - een chaos’.
De schrijver vraagt of Amerika niet een fout, die ernstige gevolgen kan hebben, begaan heeft, toen het maatschappelijke voorrechten onthield aan een ras, dat daarvoor bijzonder gevoelig is. Hij verbaast zich over de kalme stoutmoedigheid der Nederlanders, die niet alleen de Javanen als sociaal-gelijke behandelen - te Bandoeng zitten blank en bruin op de schoolbanken dooreen - maar geen bezwaar zien in huwelijken tusschen de beide rassen. ‘Zóó ver behoeven wij niet te gaan’ zegt hij, ‘maar zouden we niet kunnen erkennen, dat sommige Filipino's - ook onder hen vindt men hooge beschaving - onze maatschappelijk-gelijken zijn, de gastvrijheid, die zij ons aanbieden aannemen, en hun de hand drukken?’
Deze beschouwingen in een zoo goed ingelicht en zoo hoogstaand blad als The Nation, staan volstrekt niet alleen. Alle vreemdelingen, die zich de moeite geven van een nauwkeurig onderzoek, erkennen, dat het Nederlandsche beleid in onze Oost, welke hardheden ook soms begaan worden, in zijn geheel genomen verstandig en rechtvaardig is. Dat erkende bijv. onlangs ook Nicholas Roosevelt in een opstel in het Haagsche Maandblad en de Amerikaansche journalist Wm. Howard Gardiner oordeelt in denzelfden geest in een artikel in Harper's Monthly, geschreven na een bezoek aan Nederlandsch Indië. Hij vestigt vooral aandacht op de deskundigheid van onze ambtenaren, in tegenstelling met de ambtenaren, die het Amerikaansche departement van oorlog uitzendt naar de Philippijnen. Nederland voert zegt hij, over Indië een vaderlijk, verstandig bestuur, met behoud, zooveel mogelijk, van het inheemsche, een bestuur, dat er op gericht is de bevolking oeconomisch te verheffen, mede ten bate van den Nederlandschen handel, zonder dat dit overigens leidt tot de exploitatie-methoden van weleer. Een soortgelijk stelsel beveelt Gardener ook voor de Philippijnen aan.
Het komt ons goed voor, kennis te nemen van zulke beschouwingen in de buitenlandsche pers. Wij die er zoo dicht op zitten, zien in de Indische toestanden zoo spoedig vooral de donkere plekken, en het doet goed wanneer de vreemdeling dan op de lichtzijden wijst. Wij verhelen ons niet, dat ook op Java bijv. in de inlandsche pers heel wat over de regeering en de Nederlanders gezegd wordt, dat de haren te berge doet rijzen. Lezen wij dat op Java ‘orde, vrede en voorspoed heerschen’ dan zijn wij geneigd te roepen: Maar dan de gebeurtenissen van 13 November en daarna! De buitenlandsche beoordeelaar ziet die dingen niet zoo scherp en - heeft misschien door den afstand een breeder kijk op de zaak. Verheugend is het in elk geval dat die oproerige beweging van uitheemsche herkomst het vertrouwen in het Nederlandsche koloniaal beleid niet geschokt heeft.