Omer Wattez 70 jaar.
Wie - zoowel in Noord-Nederland als in Vlaanderen - Omer Wattez kent en zijn onverdroten werkzaamheid op letterkundig en algemeen kultureel gebied schier dag aan dag kan gadeslaan, zal allicht moeilijk kunnen gelooven, dat de voorzitter van onze groeiende groep Vlaanderen, den 9en Februari j.l., reeds zeventig jaar is geworden. Zeer velen onder zijne ontelbare vrienden en bekenden hebben den gewezen bestuurder van de Kon. Vlaamsche Academie, waarvan hij thans, evenals van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en andere taal- en letterkundige lichamen nog steeds een der ijverigste leden is, telegrafisch, schriftelijk of persoonlijk, in zijn woning te Schaarbeek, hunne gelukwenschen aangeboden. Ook het gemeentebestuur van Schaarbeek sloot zich bij deze hulde aan en vereenigde zich met het voorstel tot het geven van den naam van den heer Wattez aan een der straten van deze ruim 100.000 inwoners tellende Brusselsche voorstad, terwijl de jubilaris op de jongste algemeene vergadering van de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen, door den voorzitter, Prof. Dr. A. Vermeylen, eveneens, uit naam van al de leden, werd geluk gewenscht.
Dezelfde vereeniging besloot tevens een bijzondere hulde op touw te zetten en hem werd, enkele dagen geleden, door de Vlaamsche vereenigingen van Schaarbeek, waarbij zich een aantal belangstellenden hadden aangesloten, een feestmaal aangeboden.
Ook het Alg. Ned. Verbond - dat bij al deze huldebetuigingen flink vertegenwoordigd was - zet nog een afzonderlijke feestelijkheid op touw ter eere van dezen zeer verdienstelijken Vlaming, wien het veel verschuldigd is.
Als letterkundige wist Omer Wattez met zijn in 1885 te Gent verschenen bundel: ‘Lentezonne’, schetsen en gedichten, en de twee jaar later uitgegeven ‘Stemmen uit het hart’, nu ruim veertig jaar geleden reeds, een zeer verdienstelijke plaats te bezetten in de ontwikkelde Vlaamsche gemeenschap. Zijn werkje: ‘Een hoekje van Zuid-Vlaanderen’, door het Willemsfonds in 1890 uitgegeven, breidde hij later uit tot een mooi boek: ‘De Vlaamsche Ardennen’ dat, vóór enkele maanden, een tweeden, aangevulden druk mocht beleven. Te Doornik als leeraar aan het Kon. Atheneum werkzaam gesteld - later was hij leeraar te Antwerpen - schreef hij, ter bekendmaking van onze letterkunde in Franschsprekende kringen: ‘La poésie néerlandaise en Belgique’. Daarna verschenen: ‘Van twee Koningskinderen en andere novellen’. ‘Wouters' jonge jaren’, verscheidene werkjes bestemd voor en uitgegeven door Flandria's Novellenbibliotheek, verder ‘Germaansche balladen’, ‘Germaansche beelden uit de heldensagen’, ‘De Legende van Tannhäuser’, ‘Het witte Boek’, tooneelspel, ‘Over den Germaanschen Oorsprong en de Ontwikkeling der Gothiek’, enz. Zijne, onder den schuilnaam Wouter, in het ‘Handelsblad van Antwerpen’ verschenen geregelde bijdragen, werden door den Nederlandschen Boekhandel te Antwerpen, in de reeks Taal en Kultuur, onder den titel ‘In den Strijd voor Taal en Kultuur’ gebundeld, terwijl een groot aantal der door hem in de Kon. Vlaamsche Academie gehouden voorlezingen in de uitgaven van dit letterkundig genootschap werden afgedrukt.
Lang vóór den oorlog reeds was Omer Wattez een der werkzaamste leden van het A.N.V. in Vlaanderen en gaf hij een aanzienlijk deel zijner krachten aan ons Verbond. Toen, na den oorlog, bij de hervatting der werkzaamheden van de afdeelingen Brussel en Lokeren, hem het voorzitterschap van tak Brussel en kort daarop van de wederopgerichte Groep Vlaanderen werd aangeboden, aarzelde hij geen oogenblik, trots de vele moeilijkheden, welke hij wist te zullen ontmoeten, dit hooge bestuursambt te aanvaarden. Ook is de heer Wattez, sedert verscheidene jaren, lid van het Hoofdbestuur van het A.N.V., dat zijn voorlichting om en zijn bezadigden kijk op de Vlaamsche toestanden en verhoudingen op prijs weet te stellen.
Moge het den achtbaren jubilaris gegeven zijn nog vele jaren bij te dragen tot den verderen groei en bloei van het Algemeen Nederlandsch Verbond en zijn kultureelen arbeid in het Vlaamsche land!
***