Vernederlandschte Italianen
Er is weer een Nederlandsch ‘eilandje’ ontdekt in de volkenzee.
Het bijblad ‘Toerisme’ van de Haagsche Post vertelt, dat de bevolking van het Italiaansche dorp Bignasco voor de helft bestaat uit personen, die niet alleen jaren en jaren in Nederland hebben gewoond en gewerkt, doch die ook in zeden en gewoonten vrijwel Nederlandsch zijn geworden - en zelfs na terugkeer in het vaderland dat karakter behouden.
Op hun landhuizen staan Nederlandsche namen als: ‘Ons genoegen’, ‘Weltevreden’; ze hebben in het gemeentehuis een eigen sociëteit, welker voorschriften in het Nederlandsch zijn opgesteld. Zelfs de onderburgemeester is zoo'n vernederlandschte inzaat.
Het zijn lieden, die jong naar Nederland waren gegaan en in hun geboorteplaats terugkeerden, als ze hun schaapjes zoowat op het droge hadden. Zij vormen den ‘deftigen stand’. Het opmerkelijkst is, dat ze niet alleen hun Nederlandsch niet vergeten, doch dat ze zich er dagelijks van blijven bedienen. Als ze elkaar eens een hartig woordje hebben te zeggen, doen ze dit op zijn ouderwetsch in zeer bloemrijk Hollandsch, en dit gaat hun, zeggen ze zelf, het best af. Zelfs het tellen, dat men als vaststaand kenmerk van de nationaliteit beschouwt, het tellen en rekenen doen ze in het Nederlandsch, zoozeer is dit hun tot een tweede natuur geworden.
Onder de vele Nederlandsch sprekende gemeenten, die men over de geheele wereld aantreft, is dit dorpje van Nederlandsche Italianen wel een der merkwaardigste.