Zesde Congres van den Nederlandschen Bond in Duitschland.
Wie Zaterdag en Zondag 24 en 25 October te Hagen in Westfalen aankwam, kon tot zijne niet geringe verbazing uit het station komende een met groen en planten versierde zuil bespeuren, waarop in het Nederlandsch een welkomstgroet stond, en ietwat verder hing zoowaar onze vaderlandsche driekleur uit, en nog wat verder op de groote markt voor de ‘Stadthalle’ daar wapperde nog een groote Hollandsche vlag met oranjewimpel fier in den wind. Wat was de oorzaak van dit vlagvertoon, dat elk Nederlandsch hart luider deed slaan? De Nederlandsche Bond in Duitschland, onze jonge, dappere zustervereeniging, had zijne leden opgeroepen, om het zesde congres te houden en van heinde en ver stroomden bestuurderen en afgevaardigden der Nederlandsche Vereenigingen tezamen, om wederom de idealen en belangen der in Duitschland wonende Nederlanders te bespreken. Vijftig met een kleine 4000 leden waren vertegenwoordigd, (de Bond telt 90 vereenigingen met ca. 8000 leden). Gezien de uiterst moeilijke economische omstandigheden, die in Duitschland heerschen, kon het Bondsbestuur tevreden zijn.
Zaterdagmiddag vond de Hoofdbestuursvergadering plaats onder leiding van den Bondsvoorzitter, den Heer Max Blokzijl, waaraan de ondergeteekende als vertegenwoordiger van het Algemeen Nederlandsch Verbond deelnam. De zoogenaamde begroetingsavond, door de groep Dortmund, had plaats in de kleine muziekzaal der Stadthalle, die op smaakvolle wijze was versierd met Hollandsche vlaggen, groen en planten, te midden waarvan het portret van H.M. de Koningin prijkte. Aanwezig waren o.a. de heer A. Rienks, Hoofdinspekteur van het Lager Onderwijs als vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken in Den Haag, Jhr. Baud van het Nederlandsche Gezantschap te Berlijn, de Consuls Jhr. Van Pelser-Berensberg, Lampe, Schmid, Van Lith, Tiefers, Nieuwkamp, Herdtmann, Pechmann, Michielsen, grenscommissaris De Jong uit Zevenaar, de heer S. van Lier en Mej. Van Heusden namens het Comité voor Nederlandsche kinderen in den vreemde, en Stadtrat
Dr. Dönneweg namens het gemeentebestuur. Het doet steeds prettig aan om te zien, hoe al deze Nederlanders uit de meest uiteenloopende beroepen en standen verheugd zijn elkaar weer te ontmoeten, bezield van het vaste voornemen samen te werken voor het groote doel, de ontwikkeling van het Nederlandsche Stambewustzijn. Na een kort welkom van den heer Wouters, voorzitter van de vereeniging te Hagen, begroette consul Lampe de aanwezigen, gevolgd door Dr. Dönneweg namens den door ziekte verhinderden burgemeester. Tot slot sprak de Bondsvoorzitter Blokzijl op de hem eigen sympathieke wijze eenige woorden van dank en opwekking. Daarna werden de congressisten vergast op eenige bijzonder mooie muzieknummers, waarbij het buitengewoon goed gezien was en op grooten prijs gesteld werd, dat de uitvoerende kunstenaars zonder uitzondering Nederlanders waren. Mevrouw Van Rhijn-Stellwagen, operazangeres te Hagen, en de heeren Bunk, pianist, en Van Kempen,
concertmeester te Dortmund, oogstten met hunne fraaie voordrachten grooten bijval, waarin de heer Feyten uit Utrecht met eenige Nederlandsche gedichten en proza ruimschoots deelde. De avond was zeer geslaagd.
Om 9.30 opende Zondagmorgen de Bondsvoorzitter met een begroetingswoord aan de aanwezigen, waarbij behalve de reeds genoemde heeren nog gekomen waren Dr. Kapma, directeur van de Nederlandsche Arbeidsbeurs te Oberhausen en Dr. Platz, rechtskundig adviseur van den Bond, het Congres. Tot de dingen, die eene eerste plaats innemen bij het streven van den N.B.i.D., behoort wel het Nederlandsch onderwijs in Duitschland, een punt, waaraan ook ons Verbond steeds de meeste aandacht wijdt en op welk gebied een nauwe samenwerking tusschen de twee lichamen schoone gevolgen zou kunnen opleveren. Nog voor de puntsgewijze behandeling der dagorde nam de heer Rienks het woord, om onder groote belangstelling aller aanwezigen uiteen te zetten, wat de Nederlandsche Regeering op het gebied van het Nederlandsche onderwijs in Duitschland reeds gedaan heeft en in de naaste toekomst nog denkt te doen. Uit sprekers belangrijke mededeelingen blijkt dat de tegenwoordige Duitsche schoolwetten een uitbreiding van Nederlandsch onderwijs in den weg staan, terwijl omgekeerd in Nederland deze wetten zoo ruim zijn, dat door het aldaar mogelijke bijzondere onderwijs inderdaad geheel Duitsche scholen bestaan, die zelfs door den Nederlandschen Staat betaald worden. Een nieuwe Pruissische schoolwet is in voorbereiding, die groote overeenkomst vertoont met de Hollandsche, zoodat in de toekomst verbetering op dit gebied mogelijk zal zijn. Voorloopig bestaat een 8-tal Nederlandsche leergangen in verschillende plaatsen. Toegejuicht wordt spr. mededeeling, dat, niettegenstaande de uiterste zuinigheid voor uitbreiding dezer leergangen het bedrag hiervoor door de Regeering toegestaan met f 1200.- is verhoogd.
Jhr. Baud biedt namens den Gezant te Berlijn de beste wenschen aan voor het welslagen van het congres. Vervolgens neemt de vertegenwoordiger van het A.N.V. het woord om te danken voor de begroetingswoorden van den voorzitter. Hij herinnert er aan, dat beide lichamen toch voor een zeer groot deel hetzelfde doel nastreven, stelt vast, dat de verstandhouding tusschen de twee Bonden inniger en hartelijker kon zijn en verklaart, dat hij het als zijnen voornaamsten plicht beschouwt, om in de richting van een verbetering van die verstandhouding werkzaam te zijn. Als bewijs van de groote belangstelling van het A.N.V. in het werk van den N.B.i.D. overhandigt hij een bedrag van Mk. 300.- en deelt mede, dat het A.N.V. gaarne bereid is, om op aanvrage der Nederlandsche vereenigingen in Duitschland, die zulks wenschen, uit zijn boekenvoorraad Nederlandsche boeken kosteloos ter beschikking te stellen. Beide mededeelingen worden met luide toejuichingen ontvangen.
De jaarverslagen liggen in druk ter tafel. Er blijkt uit dat de geldelijke toestand van den N.B.i.D. nog steeds uitermate zwak is, hetgeen niet te verwonderen is, als men bedenkt, dat toch in de eerste plaats ideëele doeleinden nagestreefd worden en de leden voor 90% bestaan uit werklieden, die de laatste jaren zeer geleden hebben onder de ongunstige toestanden in Duitschland. In nauw verband hiermede staan de lotgevallen van het Bondsorgaan de Post van Holland. dat voortaan als tijdschrift eenmaal 's maands zal uitkomen, en in Holland gedrukt worden.