Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
[Nummer 12]Pioniersarbeid.Hebben zij, die veilig in het vaderland eigen taal en Ztden zien gehandhaafd, er wel eens over nagedacht, welk een moeilijken strijd hun rasgenooten hebben te voeren, om in uithoeken van de wereld of diep in het vreemde land, waar niets aan het vaderland herinnert, hun volkskarakter te handhaven en trouw te blijven aan hun afstamming? Wij doelen nu niet op den strijd der Vlamingen op leven en dood, noch op den met steeds gunstiger uitslag bekroonden kamp der Afrikaners voor eigen volksbestaan, maar we hebben het oog op de eenzamen, die ver van den geboortegrond, in kleine kolonies vereenigd, omringd door vreemde talen, zeden en gewoonten, Nederlanders, Vlamingen of Afrikaners willen blijven. Daar behoort heel wat moed en geestkracht toe en een onverzettelijk volhardingsvermogen. Wij denken hierbij o.m. aan de Boerenkolonie in Chubut (Zuid-Amerika), nog nauwelijks een kwarteeuw oud, maar reeds ontwikkeld tot een nederzetting van beteekenis. De predikanten Van Lonkhuyzen en Sonneveldt, thans de geestelijke leider, hebben er meermalen hartverheffend van verteld. Ook gaan onze gedachten naar de Vlamingen in den Congo, die even hardnekkig moeten strijden vool hun volksaard als de broeders en zusters in België. Maar vooral willen we thans de aandacht vestigen op de Zuidhollandsche boeren, die in Carambehy (Brazilië) bezig zijn een Nederlandsche kolonie te vormen. Hun onderwijzer, de heer P.F. Matthijsen, heeft er in het April- en Meinummer van dit jaar reeds het een en ander van verteld. Door zijn aanvraag om Nederlandsche leer- en leesboeken kwamen wij met hem in verbinding en sedert ontvingen wij eenige brieven, die ons niet alleen versterkt hebben in ons geloof, dat het A.N.V. ook voor de Nederlanders in de verstrooiïng een taak te vervullen heeft, maar ons vooral met eerbied hebben vervuld voor de standvastigheid, ondanks veel tegenspoed en teleurstelling, waarmede Nederlandsche landverhuizers, op het voetspoor der vaderen, zich een bestaan in onontgonnen streken van den aardbodem willen veroveren. Zij toonen praktisch, dat Wagenvoorts woord waarheid bevat: Voor een Nederlander is er overal plaats in de wereld. Wij zullen nu door enkele aanhalingen uit brieven van den heer Matthijsen de tegenwoordige pioniers voor zich zelf doen spreken. Van een bezoek aan een Zusterkolonie vertelt hij aldus: In het bloeiende plaatsje Katy wonen nog enkele Hollanders, Auke Laars uit Bussum en een paar families Haagen uit Rotterdam. Het gaat hun goed. De ouderen spreken nog allen Hollandsch, de kinderen Braziliaansch en Duitsch. De kolonie Gonçalves Junior ligt 18 K.M. van het station verwijderd. Den volgenden morgen gingen Smouters en ik daarheen. De goed onderhouden weg slingert zich schilderachtig langs de bergen en door de dalen. De eerste Hollanders, die zich voor 16 of 17 jaren hier vestigden, vonden slechts maagdelijke wouden, met reusachtige pijnboomen, sommige van 60 en 70 M. hoogte. Van die oerbosschen is weinig meer te zien; hier en daar in een diepe kloof of aan een steilen bergwand staat nog een stukje woud door lianen dicht omslingerd. Den geheelen weg langs, in de dalen en tegen de hellingen, ziet het oog welige akkers en groenende weiden. De enkele tientallen boerenwagens, bespannen met 3 tot 8 paarden en ezels, en die beladen met landbouwproducten naar Iraty gaan, spreken van arbeid en oogst, van voortdurende ontginning, van veroveringen op de geheimzinnige, duistere en ongezonde wouden. Na een prettige wandeling kwamen we 's middags bij een der oudste Hollandsche | |
[pagina 186]
| |
kolonisten aan: Anne Haagsma, een Fries, Rotterdam uit naar Brazilië getrokken. Hij heeft volgehouden, en gewonnen. Ook de andere Hollanders, die gebleven zijn, leven vrij en onafhankelijk op hun eigen stukje grond. Persoonlijk heb ik bezocht Van Tienen (Rotterdam), Arie van der Waal (Rotterdam), onzen nog jongen gastheer, Van Rijn en Frenken uit Haarlem. Verderaf wonen nog Bankers, Blankenstein en Kranenburg. Allen hebben een schuldenvrij eigendom, eenig geld, landbouwwerktuigen, paarden en een enkel stuk hoornvee. Is op Carambehy zuivelbereiding hoofdzaak, hier is het landbouw, hoewel in klein bedrijf. De steile hellingen en diepe kloven zijn niet geschikt voor een Noordamerikaansch boerenbedrijf. De vruchtbaarheid van den bodem is buitengewoon. Men bouwt hier nu reeds 16 jaar op hetzelfde stuk land, zonder mesten, en elk jaar levert de versch geploegde grond weer ruimen oogst: mais, tarwe, rogge, boonen, aardappelen, enz. Over Carambehy, waar de omstandigheden anders en gunstiger zijn, schrijft de heer Matthysen opwekkelijke mededeelingen: Hier is een kern aanwezig; hier worden geregeld godsdienstoefeningen in het Hollandsch gehouden en op school wordt Hollandsch geleerd, daar is Hollandsch de voertaal. Hier bestaat de gelegenheid, dat het Hollandsch naast het Braziliaansch zich blijft handhaven. Naar aanleiding van onze boekenzending, die eerst na langdurig oponthoud haar bestemming bereikte, ontving het Hoofdbestuur den volgenden dankbrief, 20 October uit Carambehy (Parana, Brazilië) verzonden: Met innige vreugde kan ik thans melden, dat de kist met boeken eindelijk aangekomen is. Voor alle Groot-Nederlanders, die zich niet blind staren op een bepaald punt, maar hun blik breed over heel ons gebied laten weiden, is zulke taal hartverheffend. |
|