|
|
|
Leerkrachten. |
Leerlingen. |
|
Op eind '21 was het aantal: |
|
|
Europ. |
Inl. |
Eur. |
Ind. |
Vreemd.
Oosterl. |
Samen. |
Lagere Scholen met Nederlandsch als voertaal |
a. |
564 |
1863 |
863 |
36449 |
45667 |
14317 |
96433 |
Lagere scholen met een Inlandsche taal als voertaal |
b. |
12095 |
- |
21523 |
- |
940280 |
- |
940280 |
Kweekscholen |
c. |
231 |
140 |
178 |
- |
4752 |
95 |
4847 |
Andere Scholen als a. |
d |
73 |
795 |
58 |
5592 |
4647 |
931 |
11170 |
Andere Scholen als b |
e. |
34 |
2 |
3 |
- |
1313 |
- |
1313 |
|
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
|
|
12997 |
2800 |
22625 |
42041 |
996659 |
15343 |
1054043 |
|
|
|
_____ |
|
|
|
|
|
|
|
25425 |
|
|
|
|
Op eind '22 was het aantal voor: |
a. |
599 |
1990 |
950 |
30532 |
51877 |
15206 |
97615 |
|
b. |
14289 |
- |
24392 |
- |
1066630 |
- |
1066630 |
|
c. |
221 |
145 |
160 |
2 |
4456 |
89 |
4547 |
|
d. |
76 |
744 |
38 |
6106 |
4985 |
1170 |
12261 |
|
e. |
37 |
18 |
60 |
- |
1964 |
- |
1964 |
|
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
|
|
15222 |
2897 |
25600 |
36640 |
1129912 |
16465 |
1183017 |
|
|
|
_____ |
|
|
|
|
|
|
|
28497 |
|
|
|
|
Het aantal leerlingen van alle Indische scholen bedroeg aan het eind van 1911 een half millioen; tien jaren later was het millioen overschreden, terwijl het jaar 1923 sloot met 1.183.000 leerlingen. In 1923 is er eenige teruggang - 3½% -, gevolg zeker van den gedrukten economischen toestand, wellicht ook van de verhooging van het schoolgeld.
Het inlandsche element maakte in 1922 98% van de geheele schoolbevolking uit, terwijl lager onderwijs werd genoten door 95,5% der leerlingen van alle scholen.
Het lager onderwijs met Nederlandsch als voertaal werd gevolgd: in 1921 door 96400, in 1922 door 87.600 en in 1923 door 101600 leerlingen. Dit laatste getal is opmerkelijk tegenover den teruggang met 3½% van het aantal leerlingen van alle Indische scholen.
Ook de stijging bij het middelbaar onderwijs is belangrijk. 1921: 16000, 1922: 17500, 1923: 18500 leerlingen.
Het aantal inlandsche scholen groeide van 1921 op 1922 met 2200, en het aantal leerkrachten met 3000 tot 28500.
De ontwikkeling van het lager onderwijs in Indië is niet alleen in de breedte, maar ook in de diepte gegaan.
Aan verbetering der opleiding van de leerkrachten, vooral der Inlandsche, is met vrucht gearbeid. Sedert 1919 is de opleiding van volksschoolonderwijzers verbeterd, nu het niet langer mogelijk is door het afleggen van het hulponderwijsersexamen inlandsch onderwijzer te worden, door welk examen slechts zeer ontoereikende leerkrachten werden verkregen. Het aantal vrouwelijke leerlingen der Indische lagere scholen bedraagt 200000. De opleiding der vrouwelijke leerkrachten geschiedt aan de na 1915 opgerichte kweekscholen en leergangen voor meisjes.
Nieuw zijn de talrijke zuiver inlandsche vervolgscholen, die als kopschoten zeer goed voldoen, en de Hollandsch-inlandsche Schakelscholen, die nog in het tijdperk van proefneming verkeeren, maar aanvankelijk aan de verwachting beantwoorden.
Het fröbelonderwijs is evenzeer reeds flink aangepakt, nu de kweekschool voor fröbelonderwijzeressen te Bandoeng de eerste geslaagden heeft afgeleverd.
Een goede inspectie is verder ingesteld, waaraan ook de landskinderen deelnemen als hoofdopzieners, opzieners en hulpinspecteurs.
Sinds 1922 is ook onderwijs in handenarbeid ingevoerd. De tentoonstellingen van de vervaardigde voorwerpen getuigen, dat men hiermede op den goeden weg is. De onderwijzer Adolf te Siak gaf in 1922 den stoot voor dit onderwijs.
Het huishoudonderwijs wint aan beteekenis, nu het aantal vrouwelijke leerlingen is toegenomen. He staat onder een eigen inspectrice.
Het onderwijs in lichaamsoefeningen is mede ingericht, maar zijn ontwikkeling wordt belemmerd door den eisch van bezuiniging in de Indische staatshuishouding.
Voor de verbetering van schoolboeken en handleidingen voor onderwijzers is in 1922 een Handleidingscommissie ingesteld, die met den in 1919 ingestelden Onderwijsraad samenwerkt.
Het aantal leerlingen van het Middelbaar onderwijs, met inbegrip van het Mulo, maar zonder de Kweekscholen, steeg van 1921 tot 1923 van 11200 tot 16600. Een verdere belangrijke stijging van dit aantal mag worden verwacht, daar de vraag naar geslaagden van dit onderwijs nog altijd het aanbod overtreft.
Kenmerkend voor de toeneming der Volksontwikkeling in Indië is ook dat er thans ongeveer 1700 inlandsche volksboekerijen van het ‘Bureau voor de Volks