Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Dietsche Kantteekeningen.Geloof in de toekomst.In een zeer abstracte rede en geleerd betoog, waarin des sprekers bedoeling zich wel eens opzettelijk achter zijn woorden scheen te verschuilen, troffen wij dezer dagen een zinsnede aan, zoo helder en duidelijk als klaroengeschal en tegelijk in haar sobere zegging toch zoo indrukwekkend als een ster, die stil en plotseling door den nacht valt. Prof. dr. H.T. Colenbrander aanvaardde met die rede over ‘Eerherstel der staatkundige geschiedenis’ zijn ambt als hoogleeraar in de vaderlandsche geschiedenis aan de Leidsche Universiteit. Aan het slot van zijn beschouwingen zeide prof. C.: ‘Waarin ik falen moge geschiedenis zal ik onderwijzen niet voor een parochie maar voor het volk, dat zoo diep verdeeld is en desondanks leeft en zonder welks bestaan op deze plek de wereld armer ware. Ik wil het niet hooren, dat Nederlanders de Nederlandsche zaak niet zouden vermogen te onderkennen, omdat zij alleen oog hebben voor hun particuliere liberale ot katholieke of Gasselternijeveensche of weet-ik-wat-zaak. De oogenblikken zijn talrijk, waarop nationale schaamte de dorperheid, die daartoe mocht willen vervallen, den valen mond snoert. Die oogenblikken nog te vermeerderen, het contact met onze hoogste levensuitingen in het verleden te bevorderen, het ongeloof aan hooge Nederlandsche levensuitingen der toekomst te doen overwinnen door geloof, het zal nu ik op dezen stoel geheven ben, de plicht van mijn leven zijn; - o, mocht ik er mijns levens kroon in vinden.’ Een hoogleeraar, die het den plicht, de kroon van zijn leven noemt, het opkomende geslacht het geloof in hooge Nederlandsche levensuitingen in de toekomst te hergeven, grijpt ons in het hart en versterkt ons vertrouwen in de toekomst van al wat wij als woordvoerders van het Algemeen Nederlandsch Verbond hoog houden. Van te meer beteekenis zijn de woorden van prof. Colenbrander, omdat hij de opvolger is van Prof. dr. P.J. Blok, zoodat wij in het mooie slot van deze intreerede een voortzetting meenen te mogen zien van Bloks onwankelbaar geloof in de groote toekomst van den Nederlandschen stam. Wij mogen bij deze gelegenheid nog wel eens onze warme erkentelijkheid uitspreken voor al hetgeen Blok gedaan heeft, om dat geloof op anderen over te dragen en voor den steun, dien hij daarmede gebracht heeft aan de moeilijke en mooie taak van ons Verbond. | |
In den doolhof der geleerden.In den doolhof der geleerden heeft het Algemeen Ned. Verbond een draad gespannen, die vooral den stamverwanten in Zuid-Afrika tot welkom geleide moge strekken en voor dezen ook in het bijzonder bestemd is. Er is zoo'n overvloed van wetenschappelijke instellingen hier te lande, dat de oningewijde allicht kostbare gelegenheden zou kunnen verzuimen. Voor elk onderdeel van het hierbedoelde boekjeGa naar voetnoot1) heeft een deskundige op eigen gebied de gegevens verschaft. Dr. J. Th. De Visser schreef (nog als minister) het voorwoord. Het werkje behandelt kort en bondig, vlot leesbaar: het onderwijs in de verschillende faculteiten in het algemeen, vervolgens de onderscheiden inrichtingen van Hooger en Middelbaar Vakonderwijs in het bijzonder. Dan volgen hoofdstukken over het bibliotheekwezen, de vrijstelling van examens zooals die in Nederland aan Zuid-Afrikaners wordt verleend, beurzen ten behoeve van Z-A studenten, de Nederlandsche Studentenvereenigingen, de studie van Zuid-Afrikaners in Nederland, Middelbare vakscholen en de school voor maatschappelijk werk te Amsterdam. Het bevat de portretten van acht beroemde Nederlandsche geleerden en afbeeldingen van een aantal wetenschappelijke instellingen. Tenslotte nog tot verdere opluistering een kiek van ‘de stuurmanlooze Twee van Laga’. Men vindt hier een schat van nuttige en noodige inlichtingen; het is goed, dat ook de boekerij van de Nederl. Zuid-Afrikaansche Vereeniging te Amsterdam niet vergeten werd en een aardige bijdrage is vooral die over de studie van Afrikaners hier te lande, geschreven in het Zuidafrikaansch. De schrijver (de heer F.C.L. Bosman) houdt zijn bedenkingen, bijv. tegen het leven van den Nederlandschen student, niet achter, maar hoofdzaak is, dat hij het bezoeken van een Nederlandsche hoogeschool en aansluiting bij beschaafde Nederlandsche families, sportvereenigingen of kunstkringen aanbeveelt en zijn landgenooten aanspoort, hier nieuwe geestelijke waarden te komen zoeken. Dit is zeer juist! machtspreuken als die van een ‘jonge natie’ en een land met een ‘stokoude beschaving’ zouden kunnen doen vergeten, dat men hier te lande met het allermodernste kan kennismaken, met jonge, voortvarende, ja als gij wilt doldriftige gedachten van de meest vooruitstrevenden, zoowel als met de deftigste, meest beproefde, sekuurste wetenschap. En daarom, gij jonge Afrikaners, die bezig zijt aan den opbouw eener natie: komt naar Nederland; laat u door den doolhof der geleerden voeren, die tenslotte een rijke mijn van bouwstoffen blijkt. Volgt het voorbeeld der twaalf Afrikaners, die in 1924 in Nederland hun studiën voltooiden, het voorbeeld van zoovelen vóór hen: van prof. dr. E.C. Pienaar, lector dr. D. Brink Bosman, dr. F.E.J. Malherbe en zoo veel anderenGa naar voetnoot2), die ons hier de kunst kwamen afkijken en smeedt Uw volk uit de beproefde oude bouwsteenen met nieuw cement tezamen! | |
Een Engelsch commandant, die Nederlandsch spreekt.Ten stadhuize te Antwerpen is den gezagvoerder en officieren van een Engelsch duikbootensmaldeel een middagmaal aangeboden, waarbij, naar de Maasbode meldt, tot ieders verrassing een der Engelsche commandanten, lt. Mayer, een toespraak hield in het Nederlandsch. Gedurende tien minuten hield hij in het zuiverste Nederlandsch een lofrede op Antwerpen als stad van arbeid en kunst. De Belgen, onder wie enkelen geen woord Vlaamsch verstonden, waren niet weinig verbaasd. De ‘élite anversoise’ kon hier een les leeren. | |
[pagina 177]
| |
Een Engelsche duikboot-commandant, die te Antwerpen de taal van het volk spreekt, dat is vrij wat prettiger om te hooren, dan een toespraak in het Fransch van een Nederlandsch commissaris der Koningin te Gent! |
|