Nederland.
Paul Krüger herdacht.
Bij een komsten.
Op vele plaatsen in Nederland is op 10 October Paul Krügers honderdste geboortedag herdacht in bijeenkomsten, door muziek opgeluisterd: te Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Arnhem, Haarlem, Leeuwarden, Deventer, enz. vanwege het Alg. Ned Verbond (in vele plaatsen met medewerking van de Ned. Zuid-Afrikaansche Vereeniging); te Utrecht door een comité.
In Den Haag was de bijeenkomst in de Groote Kerk plechtig en indrukwekkend en buitengewoon druk bezocht. Onder de aanwezigen merkte men op de minister van Justitie ZEx. Mr. Dr. Schokking. de oud-minister Idenburg. vertegenwoordigers van de provincie en hooge staatslichamen. Twee koren voerden zangen uit en de heer Jac. P. Caro zong met zijn prachtige basstem Afrikaansche en andere liederen, begeleid door machtig orgelspel van den heer J.A. de Zwaan.
Ds. S.O. Los hield een rede over Paul Krüger als Christen staatsman. Hij had een groot geloof, was een ziener. Zwaar werd dat geloof beproefd. Maar het is niet beschaamd: eer hij ging sterven, wist hij, dat zijn volk van Engeland zelf regeering zou ontvangen, zei spr.
‘Paul Krüger was door zijn geloofsleven tegelijk gevreesd en bemind. De kaffers waren bang voor hem en dachten, dat hij onkwetsbaar was. Het is gebeurd, dat Kruger door de kaffer-kapiteins werd gelokt in een val met het doel hem te dooden en dat de koppen klaar stonden om zijn bloed te drinken. Maar God redde hem uit dien strik door de trouw van een van de kapiteins.
Ook bij de blanken was Krüger gevreesd.
En toch was Krüger zoo algemeen bemind, dat na de annexatie in 1878 de gouverneur Shepstone hem niet durfde gevangen zetten uit vrees voor het volk.
Onze taak en die van het Zuidafrikaansche volk is Krugers geloof na te volgen’.
De heer Ph. R. Botha deed o.a. uitkomen Krügers liefde voor zijn taal. Waar mogelijk gebruikte hij het Nederlandsch, zelfs in zijn brieven aan de Engelsche regeering.
De eerbied voor godsdienst, taal en stam vormde de kracht van zijn staatkunde.
‘Hij heeft het Afrikaansche volk aaneengesmeed en aan de verbaasde wereld getoond wat een klompje menschen van den Dietschen stam kan opofferen als het hun vrijheid geldt’.
De bijeenkomst, uitgeschreven te Arnhem door de afdeeling van het Alg. Ned. Verbond, was eveneens zeer druk bezocht. Zij werd o.a. bijgewoond door den commissaris der Koningin in Gelderland en den burgemeester van Arnhem.
Dr. M.S. Lingbeek, vroeger arts te Pretoria, hield een herdenkingsrede, waarin hij de groote lijnen aangaf van den tijd, waarin Krügers figuur zich vormde, en schetste daarna die figuur zelf.
Te Amsterdam sprak prof. dr. J.W. Pont de herdenkingsrede uit. Deze merkte op, dat men Krüger niet begrijpt wanneer men psalm 105 vs. 4 en 5 niet verstaat, die gebeiteld staat op het pas onthulde standbeeld te Pretoria. In de zekerheid van zijn roeping, vertrouwend, dat zijn volk een toekomst had, ging Krüger zijn weg. Thans brengt hem een vereenigd volk de eere, die hem toekomt. Krüger was groot als staatsman, maar bovenal was hij groot als man van karakter. Samenwerking met Cecil Rhodes, den man met groote verstandelijke gaven, wees hij af wanneer er onrechtvaardig gehandeld werd. Zijn beginselen hebben tot den ondergang geleid, doch de beginselen, die Krüger leidden, werken door. ‘Wanneer wij hem zoo zien, dan wordt zijn gestalte nog grooter. Met het Afrikaansche volk leggen wij in gedachte een krans aan zijn voeten neer. Want Paul Krüger, de groote Afrikaner, was onzer één!’
Advocaat J. Smit, hooge commissaris van de Unie van Zuid-Afrika te Londen, zeide verheugd te zijn met het Nederlandsche volk dit eeuwfeest te mogen vieren, terwijl zijn landgenooten in geheel Zuid-Afrika op dezen dag zijn saamgekomen om Paul Krügers nagedachtenis te eeren.
‘Zuid-Afrika is bezig op te bouwen een eigen volksbestaan, met een gezamenlijke geschiedenis, waar men trotsch op zal mogen zijn.
Dat is de vrucht van het werk van Krüger en van Steyn. Zij hebben de kiemen voor de volksziel gelegd, die thans opgemerkt kan worden, zoowel in de Afrikaansch als Engelsch sprekende bewoners. De dag is niet ver meer, dat heel Afrika zal hoog houden eenzelfde historie, een zelfde ideaal.’
Te Utrecht woei de Vierkleur van het hotel, waar Krüger de eerste dagen zijner ballingschap introk.
Van den Dom tintelklankten 's avonds tevoren Zuidafrikaansche en andere Dietsche liederen.
Ook hier was de Commissaris der Koningin tegenwoordig in de bijeenkomst, die dr. P.H. Ritter Jr. opende met een rede, waarin hij Paul Krüger schetste als den grooten vertegenwoordiger van den Dietschen stam, in wien de meest op den voorgrond tredende eigenschappen van het Nederlandsche ras in zijn besten tijd, te weten eenvoud, heldenmoed en godsvertrouwen, sterk waren belichaamd.
Dr. W.J. Leijds, voormalig gezant van de voormalige Zuidafrikaansche Republiek, huldigde Krüger als voorvechter der Vrijheid.
‘Als ooit iemand voor onafhankelijkheid heeft gestreden, dan was het wel hij. Van jongs af, tot hij er te gronde aan is gegaan. Doch gelukkig heeft men zijn levenswerk niet kunnen vernietigen. Wat gaande was, en nog is, in Zuid-Afrika, de geboorte en ontwikkeling van een eigen natie, dat is voornamelijk de uitkomst van zijn werk. De verdeeldheid, die een vloek is geweest onder de Boeren, heeft hij van jongs af aan bestreden, en altijd heeft hij gestreefd naar eenparige besluiten....
De geschiedenis heeft Krüger in het gelijk gesteld; en zal dat, naarmate men verder van hem afstaat, in nog meerdere mate doen. Zijn figuur is te groot voor een beschouwing van nabij; slechts op een afstand en van een hoogte af is hij in zijn geheel te overzien’.
Prof. mr. C.M.R. van Roy wees als Vlaming op de beteekenis van Krüger voor den Dietschen stam in het algemeen en voor den Vlaamschen tak daarvan, in het bijzonder.
Spr. vergeleek Krüger met Jacob van Artevelde, den grooten Gentschen leider uit de 14de eeuw. ‘Uit het volk, met mijn volk’, kan als beider leuze gelden.
De heer L. Penning, de bekende schrijver van Zuidafrikaansche verhalen, teekende Krügers ka-