het met de leeraren eers was en hij noemde ook Den Haag de ‘capital of Holland’.
Ik zal U dankbaar zijn voor een nadere inlichting.
Hoogachtend,
HENRIETTE HOLST-HENDRIX.
NEW YORK, 8 Juli 1925.
***
Prof. H. Brugmans schrijft ons; in antwoord op onze vraag naar zijn meening over het bovenstaande, het volgende:
Het is niet zoo heel eenvoudig te zeggen, wat in theorie en in beginsel de hoofdstad van een land is. In den regel zal het wel de zetel der regeering en der vertegenwoordigende lichamen zijn, maar in beginsel behoeft dat niet zoo te zijn. Niemand heeft ooit Versailles de hoofdstad van Frankrijk genoemd of Potsdam de hoofdstad van Pruisen, hoewel in vroegere dagen de zetel der regeering daar was gevestigd. Het klinkt dan ook een weinig naief, als men in Amerika een zoo kunstmatige schepping als Washington de hoofdstad der Vereenigde Staten noemt. In den regel geven in deze dingen gebruik en overlevering den doorslag. Want een wet, waarbij een bepaalde stad als hoofdstad wordt aangewezen, zal wel zeldzaam zijn, althans in de oude historische Staten van Europa.
Wat nu ons land betreft, staat de zaak aldus. Voorzoover mij bekend is, wordt in Nederland Den Haag nimmer de hoofdstad genoemd, maar de hofstad. Als men hier van de hoofdstad spreekt, bedoelt men altijd Amsterdam. Ik begrijp dan ook niet, hoe prof. Barnouw Den Haag de ‘capital of Holland’ kon noemen. De overlevering van Amsterdam gaat terug tot den Franschen tijd; immers de oude republiek kende geen hoofdstad, alleen een zetel der regeermg, Den Haag; juist om zijn politieke onbeduidendheid was Den Haag daartoe gekozen. De Bataafsche republiek deed evenzoo. Eerst in de dagen van Lodewijk Napoleon werd het anders. Reeds in een koninklijk besluit van 7 Juli 1806 noemt de nieuwe koning Amsterdam de hoofdstad. Twee jaren daarna verplaatste hij daarheen ook zijn residentie. Ook na 1810 zetelde de Fransche gouverneurgeneraal der Hollandsche departementen te Amsterdam, dat door den Keizer officieel was uitgeroepen tot de derde stad van het rijk.
Na de omwenteling van November 1813 en de aanvaarding der regeering door Willem I in December werd de zetel der regeering weer verplaatst naar Den Haag. Maar Amsterdam behield eenige voorrechten, die alleen aan de hoofdstad toekomen. Eenige voorname centrale wetenschappelijke, kunsthistorische en maatschappelijke instellingen bleven er gevestigd. Maar bovendien werd de rang van Amsterdam als hoofdstad uitdrukkelijk in de grondwet opgenomen. Dat was een gevolg van een voorstel van het lid der grondwetscommissie Repelaer; deze had namelijk voorgesteld, Amsterdam als plaats van inhuldiging aan te wijzen, omdat het de hoofdstad was; Van Maanen heeft dat voorstel krachtig gesteund om politieke redenen en zoo is het met algemeene stemmen aangenomen. Daarom luidt art. 30 der grondwet van 1814 dan ook: ‘De beëediging van den Souvereinen Vorst en de inhuldiging bij de Staten-Generaal zullen plaats hebben in de stad Amsterdam, als de hoofdstad.’
In 1814 wordt Amsterdam dus niet tot hoofdstad verklaard, maar wordt alleen het feit vastgesteld, dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is. Daarom legt het ook geen gewicht in de schaal, dat de latere grondwetten de toevoeging ‘als de hoofdstad’ niet kennen. Bij de grondwet van 1815 sprak dat van zelf; tegenover de Belgen kon men moeilijk Amsterdam de hoofdstad van het koninkrijk blijven noemen. In 1840 was er geen reden, om den tekst van 1814 te herstellen en daarna evenmin. Amsterdam was nu eenmaal de hoofdstad en bleef dat, ook al stond dat niet meer met zooveel woorden in de grondwet. Nergens in eenige wet is trouwens ook Den Haag als hofstad aangewezen. Dat zijn historisch geworden verhoudingen, die van geen wet afhankelijk zijn. Zoo kent onze grondwet formeel Amsterdam als de stad der inhuldiging, maar juist daardoor bewijst zij, dat Amsterdam nog steeds evenals in 1814 de hoofdstad van Nederland is.