Oost-Indie.
De Nederlandsche leergangen van het A.N.V. in den Volksraad.
Het is voor de groeiende belangstelling in de werkzaamheden van het Algemeen Nederlandsch Veibond in Nederlandsch Indië een verblijdend teek en, dat voor de derde maal de geldelijke verhoudingen van zijn Nederlandsche leergangen in de openbare zittingen van den Volksraad thans bij de behandeling van de ontwerp-begrooting voor 1926 zijn ter sprake gekomen. Verschillende sprekers, en dat met den meesten nadruk de heer Soetadi, voorzitter van den Inlandschen Onderwijzers Bond, hebben er den Directeur van Onderwijs en Eeredienst op gewezen, dat de geldelijke ondersteuning van Landswege, aan deze leergangen toegekend, volstrekt onvoldoende is, om de groote groep van gegadigden voor ons onderwijs, voor onze opleiding voor het z.g. Klein Ambtenaars Examen te bevredigen. Immers de bezuiniging, door het Land van ons geëischt, heeft het subsidiebedrag verminderd met meer dan 50%, waardoor noodzakelijk het schoolgeld moest worden opgevoerd; op sommige plaatsen is zelfs meer dan 100% moeten worden gevraagd. Ook bij de hoofdcommissie voor de Nederlandsche leergangen is het bekend dat de tegenwoordige schoolgeldheffingen te hoog zijn en dat dit de voornaamste reden is geweest voor sluiting in de laatste jaren van ongeveer 40 Nederlandsche leergangen, verspreid over den geheelen archipel. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die deze sprekers beantwoordde, aan wien wij bij dezen onzen hartelijken dank betuigen voor de wijze, waarop zij zich het lot van onzen onderwijskundigen arbeid hebben aangetrokken - beter bewijs, dat dit werk in breede kringen der inheemsche bevolking aandacht heeft, is niet denkbaar - heeft medegedeeld dat verhooging van het subsidie-bedrag niet mogelijk was, omdat een (formeel) verzoek van het groepsbestuur hem niet had bereikt en hem ook overigens niet was gebleken, dat verhooging van subsidie, welke dadelijk tengevolge zou hebben, dat de schoolgeldheffingen zouden kunnen worden verlaagd, niet noodzakelijk was.
Op zichzelf is hiertegen niets aan te voeren en inderdaad is het thans noodig, dat het groepsbestuur zich te dezen nader verklaart.
Inderdaad is de heftige aanval op onze geldelijke stelling ten aanzien van de Nederlandsche leergangen door ons nog niet voldoende weerstaan. Wij hebben als trouwe burgers gehoorzaam opgevolgd, wat de Regeering van ons eischte en daarom de bezuinigingsmaatregelen, zoo goed en zoo kwaad als het ging, aanvaard. Die maatregelen hebben echter eerst één jaar volledig en tijdens de bedoelde zitting van den Volksraad nog pas ruim een jaar en 4 maanden gewerkt.
Eerst toen beschikte de hoofdcommissie voor de Nederlandsche leergangen over de volledige exploitatie-uitkomsten over het jaar 1924, d.w.z. van de 16 op einde 1924 nog instand gebleven leergangen. Uit die gegevens bleek, dat een klein deel zich zeer goed heeft kunnen bedruipen, een grooter deel ‘quitte’ heeft gespeeld en de rest tekorten heeft opgeleverd. De oorzaak van die tekorten, aan den an-