Ten 3de.
De Vlaamsche Vrouw staat op de bres.
Is het niet 'n vrouw geweest, ik geloof geen ongekende bij het A.N.V., die de fierste Nederlandsche taal gesproken heeft, toen zij voor den krijgsraad verschenen is?
Ik bedoel Mej. Rosa de Geuchtenaere, die heel haar leven wijdt aan de beschaving van de Vlaamsche Vrouw door middel van het Nederlandsch.
Meer dan vier en twintig dames waren ingeschreven als student aan de Nederlandsche Universiteit te Gent.
De Katholieke Vlaamsche meisjes hebben hun eigen Nederlandsche Hoogeschool te Antwerpen.
Het tijdschrift der Vlaamsche Vrouwen ‘Gudrun’ is een der kranigste Vlaamsche tijdschriften, die bestaan.
Herman van Reeck sneuvelde te Antwerpen bij het verdedigen van het vaandel der Vlaamsche meisjesstudenten, die aan het hoofd van den optocht gingen.
Een der mooiste boeken van den onverwoestbaren Pater Callewaert is: ‘De Sterke Vrouw van Vlaanderen’. Het boek kent reeds twee uitgaven en wordt met veel nut ook door Noordnederlandsche vrouwen gelezen.
Dat de Vlaming... de Vlaamsche Vrouw niet verwaarloost, moge uit dit alles blijken.
Het is gevaarlijk, wanneer men al te eenzijdig wordt ingelicht, om dan maar er op los te trekken.
Wie weet er in Vlaanderen niet, dat het juist de Vrouwen-Komiteiten geweest zijn: Het Vrouwen-komiteit voor amnestie en het martelarenfonds, die het meest geijverd hebben voor rechtschapenheid en recht. Maar wat doen de Nederlandsche vrouwen voor haar zusters? Maken zij niet liever van hun reis naar Brussel gebruik, om er Fransch te leeren, dan zich aan die gevoelskwestie van de Vlamingen te storen. Neen, zij kunnen niet van dat kleine voordeel afzien om iets aan de Vlamingen te gunnen.
Hier kan men ook zeggen: Vrouw wat doet gij?
Zou de heer Waller Zeper het aandurven den naam van Mevr. Westerman naast dien van Mej. Rosa de Guchtenaere te noemen?
In het beeld van die beide vrouwen kan men de tragiek zien van den Vlaamschen ontworstelingstrijd, waarbij Noord-Nederland als een vreemde komt te staan.
Zoo vreemd zelfs, dat het niet eens meer begrijpen kan, waarom die Vlamingen zich zoo druk maken, dat zij durven ijveren voor datgeen, dat de dood bijna geweest is van heel de Vlaamsche jeugd, dit terwijl in Vlaanderen menschen gekerkerd zitten omdat zij hun volk onttrekken willen aan het gouden snoer der Franschgrootdoenerij, waarmede, al is het dan een snoer van goud, men niets anders doet dan een volk verwurgen.
Nederland heeft geen gelijken tred gehouden met Vlaanderen.
Vlaanderen snelt Nederland voorbij. Ik hoop dat niet op het geschiedkundig oogenblik, waarop Vlaanderen zal kunnen beslissen over zijn lot, Nederland uit berekening of uit offervrees Vlaanderen in den weg zal staan. Vlaanderen heeft eenmaal uit onwetendheid zijn uur laten voorbij gaan, dat is een groot ongeluk geweest, waarvoor wij nu nog boeten, maar wat zou er van Nederland moeten gezegd worden, zoo het halsstarrig het Vlaamsche vraagstuk langs zich heen liet gaan en daden verrichtte, die alleen uit berekening en met vooropgezet doel aan de Vlaamsche beweging vijandig zijn?
Het wordt hoog tijd, dat Nederland in heel zijn leven Vlaanderen opneemt, als een waar bestanddeel van dat leven.
Dat is het hoogstnoodige voor dezen tijd.
Ik heb bewezen, dat Vlaanderen het hoogstnoodige niet heeft verwaarloosd. Maar verwaarloost Nederland op dit oogenblik niet het hoogstnoodige?
Ik gevoel het wel, men zal met het woord, het verderfelijke Fransche woord, Fransch van klank en beteekenis, voor den dag komen en roepen.... Politiek....
Om voor goed woord en beteekenis weg te gooien, gebruik ik liever het schoolsche woord: volkshuishoudkunde. Meteen zijn alle begripsverwarringen weg.
Niemand zal met recht ons ervan kunnen weerhouden, dat we ijveren en uitzien naar alle middelen om onze eigene Nederlandsche volkshuishoudkunde zuiver en sterk te houden.
Verstandige, echt Nederlandsche volkshuishoudkunde, zal Nederland dan voeren, wanneer het in al zijn binnenen buitenlandsche betrekkingen, rekening houden zal met het Nederlandsche volkswelvaren over de geheele wereld, dus ook met Zuid-Afrika en Vlaanderen.
Dat vragen wij Vlamingen met klem van Nederland.
Daaruit blijkt, dat er dringender werk aan de beurt is, en bij dat werk roert mannen- en vrouwenwereld in Vlaanderen.
Om dat werk te zien, aan dat werk deel te nemen, moet waarwel gezegd worden aan oude denkbeelden, moet... Kees de dilletant op reis gestuurd worden... Hoor! Keesje... Hoor! De lamme goedzak van onzen tijd draagt... lacqué schoentjes en so-easy's.
De tijd is nu eenmaal voorbij, dat men goed Nederlander was, door het lezen of zingen van 'n versje van Guido Gezelle, of een vader Cats in zijn boekenkast had staan.
‘Genie en volk zijn nooit gescheiden te denken,’ zegt Just Havelaar. Waar het geschiedt, ontstaat die persoonsverheerlijking, waardoor alle geestelijk leven in de ijdelheid wegzinkt.’
Dit haal ik aan, voor hen, die soms mochten denken, dat ze aan kultuurwerk doen, wanneer zij hun werking enkel bepalen tot de inrichting van kunstavonden, en die b.v. een Timmermansavond het meest geschiktste durven noemen, en het best geslaagde, van wat een afd. van het A.N.V. doen kan.
Die zich dan verder liever maar niet met dat volk inlaten, waaruit de kunstenaars voortkomen.
Kunst in onzen tijd... is geen weelde-artikel.. geen stuk speelgoed voor groote kinderen, waarmede zij den tijd verdrijven kunnen. Door de kunst openbaart ons de kunstenaar zijn diepste wezen, dat een is met het volk, waartoe hij hoort.
Met de hem eigene macht wil hij in ons liefde doen ontstaan voor dat wezen, voor dat volk, wie zegt liefde.... zegt offervaardigheid, toewijding.
De gedichten van G. Gezelle hebben in Vlaanderen menschen doen ontstaan, die uit liefde voor Vlaanderen, allen hoon en laster ten spijt, lijden en dood trotseerden, dat is geen verleugende persoonsverheerlijking, waardoor alle geestelijk leven in de ijdelheid wegzinkt.
Leven is er aan ontsproten en dat leven zijn wij, Vlamingen, U komen mededeelen. Aan dat leven hebben b.v. in Den Haag de Dietsche kunstavonden hun oorsprong te danken... aan dat leven ook hebben tal van werkingen in de laatste jaren hun heropleven te danken. Zoo vervullen de Vlamingen voor de zooveelste maal, hun bijna historisch geworden rol: het nationaal gevoel wakker maken bij den Noord-Nederlander. Zij doen dat telkens omdat zij niet anders kunnen.
De Nederlandsche jeugd moest blij zijn, dat zij in Vlaanderen in dezen tijd van sportisme en materialisme, een gezond terrein vinden kan, waarvoor zij zich offeren kan. Door offervaardigheid wordt men mensch, leert offers brengen voor Vlaanderen, voor dat gedeelte van Uw eigen volk, dat in nood verkeert, en aan Vlaanderen zult gij het te danken hebben, dat uit de Nederlandsche jeugd van heden weder groote menschen zijn opgestaan.
Wat een G. Gezelle, een Wies Moens, geschreven heeft... beleven... dat is het ware, de ware verheerlijking, waarop hun werk recht heeft.
De Heer Waller Zeper zegt: stuurt de Vlamingen naar Nederland, opdat zij Nederland beter zouden leeren kennen. Dat is zeer noodig, maar ik zeg: Nederlanders, gaat naar Vlaanderen op den Bedevaartdag naar den Yzer, gaat even langs de gevangenis van Leuven, en leert uit het medeleven met Vlaanderen ook het medevoelen, dat is noodiger.